Afbraak en opbouw van het landschap

Afbraak en opbouw van het landschap
Hoofdvraag: Hoe bepalen exogene krachten het uiterlijk van het aardoppervlak? 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afbraak en opbouw van het landschap
Hoofdvraag: Hoe bepalen exogene krachten het uiterlijk van het aardoppervlak? 

Slide 1 - Slide

Wat weet je al?

Slide 2 - Mind map

The Old Man of Storr
Schotse eiland Skye
The wave, Arizona

Slide 3 - Slide

Aan de slag
 
Maken opdrachten 2,4 van de inleiding 

Opdracht opdracht 2 van paragraaf 1. 

Slide 4 - Slide

Afbraak en opbouw
Deelvragen 
1. Hoe functioneert het systeem aarde?
2. Welke groepen gesteenten zijn er en hoe ontstaan ze?
3. Hoe werkt de hydrologische kringloop? 

Slide 5 - Slide

gesteentekringloop
In deze kringloop gaan we ervan uit dat gesteenten deel uitmaken van een cyclus waarin ze door geologische processen telkens worden afgebroken en omgevormd. 

Slide 6 - Slide

Gesteentekringloop
We gaan uit van 3 soorten gesteente: Stolling, metamorf en sediment gesteente. 

Elke soort kan gevormd worden uit de andere twee gesteentesoorten. 

Slide 7 - Slide

Hydrologische kringloop
97% van al het water op aarde is opgeslagen in de oceanen. 

Hydrologische kringloop speelt zich af in de lucht, op het land en in de oceanen. 

Slide 8 - Slide

Hydrologischekringloop
De zon verhit de oceaan --> verdamping ontstaat. 
75% van het verdampte water valt weer terug als regen in de oceaan. 
Andere 25% wordt door de wind naar het land geblazen. (aanlandige wind)
De neerslag die hier valt infiltreert de grond, verdampt of stroomt af
De afstroming kan ondergronds of aan het oppervlak gebeuren. 
Evapotranspiratie (evaporatie & transpiratie samen).
Per klimaat is de hoeveelheid verschillend. 
Vocht komt weer in de lucht bij verdamping --> condensatie door afkoeling
--> cyclus begint opnieuw. 

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Nakijken van opdrachten 1,2,4 van de inleiding
& 1 van paragraaf 1. 

maken van opdrachten 2 t/m 6 van paragraaf 1. 

Slide 10 - Slide

Exogene processen
Deelvraag
4. Door welke processen wordt het aardoppervlak afgevlakt?

Slide 11 - Slide

Mechanische verwering
Gesteente valt uiteen zonder dat de chemische samenstelling van het gesteente verandert. 
Vorstverwering is hier een voorbeeld van. 

Slide 12 - Slide

Mechanische verwering
Door enorme temperatuurverschillen kan het gesteente gaan splijten en afschilferen. 
Door warmte zet het gesteente uit, door de kou krimpt het weer. 

Slide 13 - Slide

Chemische verwering
Bij deze verwering verandert de samenstelling van de chemie tijdens het uiteenvallen van het gesteente. 
Voorbeeld: ijzerdeeltjes gaan roesten. 

Slide 14 - Slide

Chemische verwering

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Nakijken van opdrachten 2 t/m 6 van paragraaf 1. 
Maken van opdrachten 3 t/m 6. 

Slide 16 - Slide

Deelvraag
4. Door welke processen wordt het aardoppervlak afgevlakt?

Slide 17 - Slide

Zwaartekracht
Massabewegingen 3 factoren:
  • Aard van het materiaal
  • Steilheid van de helling
  • Verzadigd met water (met of zonder begroeiing)?

Slide 18 - Slide

Ontstaan door een trilling of het verzadigd raken met water. Vaak kan je het puin herkennen door een puinhelling. 

Slide 19 - Slide

Puinhelling
Enorm veel los verweringsmateriaal dat vaak onstabiel is. 

Slide 20 - Slide

Erosie
het transport van dit "puin" kan het landschap verder afbreken. 
Het uitschuren van het landschap door dit "puin" noemen we erosie. 
Hoe langer er verwering en erosie ergens op inwerken, hoe lager dit gebied zal worden. 
Maar
Er wordt ook weer wat opgebouwd door sedimentatie doordat het "puin" weer ergens wordt neergelegd. 

Slide 21 - Slide

Erosie
Dit kan op 4 verschillende manieren plaatsvinden: 
Door de wind
Door rivier / water
Door het ijs
Door de zee

Slide 22 - Slide

Aan de slag

Nakijken van opdrachten 3 t/m 6 van paragraaf 2. 
Maken opdrachten 7 t/m 9 van paragraaf 2. 

Slide 23 - Slide

Water, ijs en wind
Deelvraag: 
5. Wat is de invloed van erosie, massabewegingen en sedimentatie op de vorming van het aardoppervlak? 

Slide 24 - Slide

Rivieren, afbraak & opbouw
Overtollig water dat niet in de bodem zakt wordt door rivieren weer mee terug genomen naar de zee. 

Het gebied dat boven- en ondergronds afwatert op een rivier is het stroomgebied van de rivier. 

Slide 25 - Slide

Rivieren, afbraak & opbouw
3 zones van een rivier:
Bovenloop --> voornamelijk erosie

Middenloop --> voornamelijk transport

Benedenloop --> voornamelijk sedimentatie. 

Slide 26 - Slide

Nederland is het afvoerputje van Europa.
Waarom?

Slide 27 - Open question

Erosie in de rivier 
Voor erosie in de rivier is de stroomsnelheid zeer belangrijk. 

Hoe steiler de rivier afloopt, des te sneller de rivier stroomt dus, meer erosie!

Slide 28 - Slide

U-dal

Slide 29 - Slide

Puinwaaier
Het sedimenteren van de rivier vindt al plaats wanneer de rivier uit de nauwe hellingen naar de bredere dalen stroomt. 

Wanneer de rivier op een scherpe scheiding tussen deze helling en dal stuit, dan ontstaat er een puinwaaier

Slide 30 - Slide

Deltakust
Hier kan het resterende slib afgezet worden door de rivier. 

Bij een deltakust verdeelt het water in de riviermonding zich over meerdere rivierarmen en vindt er sedimentatie plaats. 

Slide 31 - Slide

Aan de slag!
Nakijken van opdrachten 7 t/m 9 van paragraaf 2. 
Maken opdrachten 2,3,4 van paragraaf 3. 

Slide 32 - Slide

Water, ijs en wind
Deelvraag: 
5. Wat is de invloed van erosie, massabewegingen en sedimentatie op de vorming van het aardoppervlak? 

Slide 33 - Slide

Opbouw en afbraak door ijs
Gletsjers ontstaan wanneer er meer sneeuw valt dan wat er in de zomer kan wegsmelten. 

Sneeuw hoopt zich op en uiteindelijk wordt deze sneeuw een grote ijsmassa, die door de zwaartekracht in beweging komt. 

Slide 34 - Slide

Landijs
Alpine gletsjer

Slide 35 - Slide

Morene
Wanneer deze gletsjers door de zwaartekracht dan nemen ze allerlei verweringsmateriaal mee. We noemen dit materiaal morene. 

Dit verweringsmateriaal wordt uiteindelijk aan het einde van de gletsjer afgezet in een boog: de eindmorene

Slide 36 - Slide

Glaciaal, interglaciaal
Glaciaal: koude periode
--> ijs trekt naar het zuiden

Interglaciaal: warmere periode
--> ijs trekt naar het noorden.

De afwisseling in deze periodes is kenmerkend voor het Kwartair (laatst 2,5 miljoen jaar)

Slide 37 - Slide

Fjord
Noorwegen

Slide 38 - Slide

Aan de slag!
Nakijken van opdrachten 2,3,4 van paragraaf 3. 
Maken opdracht 5

Slide 39 - Slide

Water, ijs en wind
Deelvraag: 
5. Wat is de invloed van erosie, massabewegingen en sedimentatie op de vorming van het aardoppervlak? 

Slide 40 - Slide

De zee geeft en de zee neemt
De 3de natuurlijke transporteur die sedimenteert en erodeert: De zee. 

Daar waar de zee diep blijft zijn de golven sterk en dus zien we daar erosie terug. (klifkusten)

Slide 41 - Slide

Verschillende soorten kusten

Slide 42 - Slide

De zee geeft en de zee neemt
De zee sedimenteert vooral bij aanslibbingskusten (Bordeaux). 
Hier kan vaak de wind de zand weer meenemen om vervolgens duinen te laten ontstaan. 

Slide 43 - Slide

Afbraak en opbouw door de wind
De snelheid van de wind is erg belangrijk voor de kracht die de wind heeft. 
Veel windkracht = veel erosie. 

Winderosie zien we veel terug in aride gebieden.
Hier kan de wind de gesteenten zandstraler

Slide 44 - Slide

Afbraak en opbouw door de wind
Het lichtere stof kan enorm ver meegenomen worden door de wind. 

Er kunnen ook zandduinen gevormd worden als de zanddeeltjes ergens anders worden neergelegd. 
De vorm van de duin is afhankelijk van de vegetatie, ondergrond en de hoeveelheid zand.

Slide 45 - Slide

Aan de slag!
Nakijken van opdracht 5 van paragraaf 3. 
Maken opdracht 6,7 van paragraaf 3. 

Klaar? 

Maak opdracht 8! 

Slide 46 - Slide