Werkwoorden op -er (présent)

Werkwoorden op -er vervoegen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoorden op -er vervoegen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat zijn voorbeelden van Franse werkwoorden op -er?
A
lire - apprendre - faire
B
aimer - regarder - écouter
C
apprendre - adorer - donner
D
avoir - être - faire

Slide 3 - Quiz

Parler (praten)
Ik praat
Jij praat
Hij/Zij praat
Wij praten
U praat / Jullie praten
Zij praten

Slide 4 - Slide

Ik
Wij
Hij
Jullie
Jij
Zij (meervoud)
Vous
Ils
Je
Nous
Il
Tu

Slide 5 - Drag question

Parler (praten)
Ik praat
Je 
Jij praat
Tu 
Hij/Zij praat / Wij praten
Il/Elle/On 
Wij praten
Nous 
U geeft / Jullie praten
Vous 
Zij praten
Ils/Elles 

Slide 6 - Slide

Nu de vervoegingen nog

Stap 1: Haal -er van het werkwoord af 
parler --> parl
Dit noemen we de stam van het werkwoord.


Slide 7 - Slide

Parler (praten)
Ik praat
Je parl
Jij praat
Tu parl
Hij/Zij praat / Wij praten
Il/Elle/On parl
Wij praten
Nous parl
U praat / Jullie praten
Vous parl
Zij praten
Ils/Elles parl

Slide 8 - Slide

Parler (praten)
Ik praat
Je parle
Jij praat
Tu parles
Hij/Zij praat / Wij praten
Il/Elle/On parle
Wij praten
Nous parlons
U praat / Jullie praten
Vous parlez
Zij praten
Ils/Elles parlent

Slide 9 - Slide

Voorbeeld met "regarder" (kijken naar)

Stap 1: Haal -er van het werkwoord af 
regarder --> regard
Dit noemen we de stam van het werkwoord.


Slide 10 - Slide

Voorbeeld met "regarder"
Stap 2: Voeg een uitgang toe.

je
regarde
tu
regardes
il/elle/on
regarde
nous
regardons
vous
regardez
ils/elles
regardent

Slide 11 - Slide

Voorbeeld met "regarder"
Stap 2: Voeg een uitgang toe.

je
regarde
ik kijk
tu
regardes
jij kijkt
il/elle/on
regarde
hij/zij kijkt / wij kijken
nous
regardons
wij kijken
vous
regardez
u kijkt / jullie kijken
ils/elles
regardent
zij kijken

Slide 12 - Slide

Ezelsbruggetje
je cherchE
tu cherchES
il cherchE / elle cherchE / on cherchE
nous cherchONS
vous cherchEZ
ils/elles cherchENT

Slide 13 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
op ER tijd: présent
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 14 - Drag question

Met de présent vertel je over
A
het verleden
B
het heden (wat je nu doet)
C
de toekomst

Slide 15 - Quiz

Je ....... (donner)
A
donnes
B
donne
C
donnez
D
donnent

Slide 16 - Quiz

Vous ( parler)
A
parlent
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 17 - Quiz

Nous ( parler)
A
parlent
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 18 - Quiz

Tu ( parler)
A
parlent
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste vervoeging:
Je / J'...
A
écoutons
B
écoutes
C
écoutent
D
écoute

Slide 20 - Quiz

Jamal ( inviter)
A
invite
B
invites
C
invitez
D
invitent

Slide 21 - Quiz

Yasmina ( inviter)
A
invite
B
invites
C
invitez
D
invitent

Slide 22 - Quiz

On ( inviter)
A
invite
B
invites
C
invitez
D
invitent

Slide 23 - Quiz

Yasmina et Jamal ( inviter)
A
invite
B
invites
C
invitez
D
invitent

Slide 24 - Quiz

madame Velthoen, vous ( inviter)
A
invite
B
invites
C
invitez
D
invitent

Slide 25 - Quiz