Spaans les 5

¿Cuántos años tienes?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansBasisschoolGroep 2,5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

¿Cuántos años tienes?

Slide 1 - Slide

Doel
Je kan aan iemand vragen hoe oud hij of zij is.

Je kunt het werkwoord hebben = tener vervoegen.

Slide 2 - Slide

¿Cuántos años tienes?
Chico: Hola chica, ¿qué tal?
Chica: Dien. ¿Y tú?
Chico: Muy bien. ¿Como te llamas?
Chica: Me llamo Carmen. Y tú, ¿cómo te llamas?
Chico: Me llamo Juan.
Chica: Es un nobre bonito. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Diálogo 3
Elena: ¿Qué ec oso?
Juan: Es un perro.
Elena: ¿Cómo se llama?
Juam: Se llama Luis.
Elena ¿Quántos años tiene?
Juan: El perro tiene dos años.

Slide 5 - Slide

¿Cuántos años tienes?
Vraag in het Spaans hoe oud je buurman/ buurvrouw is. 
De buurman/ buurvrouw geeft antwoord in het Spaans. 

Daarna wissel je van taak. 

Slide 6 - Slide

werkwoord tener
tengo
tienes 
tiene
tenemos
tenéis
tienen

ik heb
 jij hebt
hij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

5
A
dos
B
diez
C
cinco
D
once

Slide 9 - Quiz

8
A
cuatro
B
ocho
C
tres
D
diez

Slide 10 - Quiz

12
A
doce
B
siete
C
cinco
D
diez

Slide 11 - Quiz

wij hebben
A
tenéis
B
tienen
C
tengo
D
tenemos

Slide 12 - Quiz

Tiene un gato.
A
Wij hebben een hond
B
Wij hebben een kat.
C
Hij heeft een hond
D
Hij heeft een kat.

Slide 13 - Quiz

Tengo once añoas.
A
Ik heb een olifant.
B
Ik ben 11 jaar oud.
C
Ik ben gevallen.
D
Hij is 11 jaar oud.

Slide 14 - Quiz