Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan. Een stapje verder dan overtuigen.
Bijvoorbeeld:
advertentie, filmposter, lid worden van de dieren-bescherming.
Slide 4 - Slide
Amuseren
De schrijver wil dat je plezier beleeft.
Bijvoorbeeld:
stripverhaal, roman, gedicht
Slide 5 - Slide
Beschouwen
De schrijver zorgt ervoor dat de lezer zijn eigen mening objectief kan vormen door bijvoorbeeld informatie te verschaffen (van deskundigen) en verschillende kanten te belichten. Dit kan ook een opsomming van voor- of nadelen zijn.
Bijvoorbeeld:
Een artikel over wel of niet al het lesmateriaal digitaal.
Tijdschriftartikelen met achtergrondinformatie.
Slide 6 - Slide
Informeren
Je leest feiten.
Er staat geen mening in.
De lezer 'leert' iets.
Bijvoorbeeld:
weerbericht, krantenbericht, lesboek, menukaart, recepten, woordenboek of een handleiding.
Slide 7 - Slide
Overtuigen
De schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.
Bijvoorbeeld:
recensie, betoog, blog/column, ingezonden brieven in kranten en tijdschriften.
Slide 8 - Slide
Leesdoelen en leesstrategieën
Je hebt geleerd om op verschillende manieren te lezen, dat zijn de leesstrategieën.
Welke strategie je kiest, hangt af van je leesdoel.
Bepaal eerst je leesdoel en kies daarna de juiste strategie.