Start van de les begin je met 10 minuten lezen in je boek.
Daarna boek op de hoek van je tafel.
Aan het einde van de les zet je het boek netjes terug in de kast.
Slide 2 - Slide
1.7 Grammatica
Hoofdstuktoets op 22-23 november gaat over de paragrafen:
2.3 Lezen
2.5 Woorden
2.7 Grammatica
2.8 Spelling
Slide 3 - Slide
Lezen 2.1 Huiswerk bespreken
Opdracht 1 t/m 6 blz. 108- 111
Slide 4 - Slide
Lezen 2.3
In deze paragraaf
herhaal je - de tekstdoelen informeren, overtuigen, activeren, amuseren - verwijswoorden.
leer je: - de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen - de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.
Slide 5 - Slide
Lezen 2.3
Leertekst: Tekstdoelen (herhalen)
informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
- nieuwsbericht
- instructie
amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst
- leesboek
- stripverhaal
overtuigen
dat de lezer zijn mening overneemt
- recensie
- betoog
activeren
dat de lezer iets gaat doen; dat de lezer in actie komt. Je gaat iets doen.
- advertentie
- uitnodiging
Slide 6 - Slide
Lezen 2.3
Vandaag
herhaal je - verwijswoorden.
leer je: - de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen
Slide 7 - Slide
Lezen 2.3
Maak opdracht 1 t/m 6 blz. 108- 111
Slide 8 - Slide
Lezen 2.3
Leertekst Opbouw van een tekst (blz. 111)
In een goed geschreven tekst staat de informatie in een logische volgorde. Deze volgorde noem je de tekstopbouw. Als je een tekst verkennend leest, kun je de opbouw vaak al herkennen.
De volgende twee manieren om een tekst op te bouwen kom je vaak tegen:
indeling tekst
verdeeld in
voorbeeld
tweedeling
inleiding – kern
nieuwsbericht
driedeling
inleiding – kern – slot
verslag
Slide 9 - Slide
Lezen 2.3
Leertekst Opbouw van een tekst (blz. 111)
Een inleiding is kort en trekt de aandacht van de lezer. Ook vind je er vaak informatie over het onderwerp van de tekst.
De kern is het langste deel van de tekst en behandelt het onderwerp. In de kern lees je vaak over deelonderwerpen.
Het slot bevat meestal een samenvatting of een conclusie. Het bevat geen nieuwe informatie.
Slide 10 - Slide
Vraag?
Waarom heeft een nieuwsbericht vaak geen slot?
Nieuwsberichten zijn vaak kort. Een samenvatting is niet altijd nodig, als lezer word je geinformeerd en mag je je eigen conclusie trekken.
Slide 11 - Slide
Lezen 2.3
Leertekst Verwijswoorden (blz. 113)
In de meeste teksten staan verwijswoorden. Dat zijn woorden die verwijzen naar één of meer woorden in de tekst, en soms zelfs naar een hele zin.
Wil je weten waar een verwijswoord naar verwijst? Stel dan een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).
Voorbeeld:
De ijsvogel komt vooral af op schoon water. Hier zit hij vaak roerloos op zijn prooi te wachten. Die vangt hij door in het water te duiken.