De apostrof is een komma in een woord, zoals in A4’tje.
Wanneer schrijf je een apostrof?
• Als in een woord een of meer letters zijn weggelaten.
‘s Morgens heb ik ‘m nog in ’t buurthuis gezien.
• Bij het meervoud van woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u of -y. Je zou het woord anders verkeerd uitspreken.
ski’s, baby’s, foto’s, pizza’s, menu’s
• Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken.
Anja’s tablet, Ivo’s jas
Let op: eindigt het woord op een s-klank, dan schrijf je alléén een apostrof.
Felix’ vrienden (de vrienden van Felix), Tess’ voetbalteam (het voetbalteam van Tess)
• Bij verkleinwoorden die eindigen op -y.
baby’tje, pony’tje, maar cowboytje!
• Na cijfers (A4’tje) en bij woorden als vmbo’er en BN’er. Ook als die woorden in het meervoud staan.
mp3’tje, bh’s, cd’s, BN’ers