8-4 Apostrof


Goedemorgen allemaal!
Telefoon in de bak.
Start je laptop!

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Goedemorgen allemaal!
Telefoon in de bak.
Start je laptop!

Slide 1 - Slide

Afspraken

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

1. Uitleg apostrof
2. Oefenenopdrachten in LessonUp
3. Oefenen in Nederlands methode

Doel: Aan het einde van deze les
hebben we kennis gemaakt 
met het gebruik van een 
apostrof.

Slide 3 - Slide

De apostrof
De apostrof is een komma in een woord, zoals in vmbo'er.
Wanneer schrijf je een apostrof?

1.  Bij het meervoud van woorden die eindigen op een a, i, o, u of y. Je zou het woord anders verkeerd uitspreken.

voorbeeld: ski's, baby's, foto's, pizza's, menu's






Slide 4 - Slide

Goed of fout?

hobby'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

De apostrof
2.  Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken. 

Bijvoorbeeld: Anja's tablet, Ivo's jas, (maar Kevins jas, Peters computer)

Let op: eindigt het woord op een s-klank, dan schrijf je alléén een apostrof.
Felix' vrienden (de vrienden van Felix)                  en dus niet Felix's vrienden
Bas' voetbalteam (het voetbalteam van Bas)     en dus niet: Bas's voetbalteam






Slide 6 - Slide

Goed of fout?

Jan's voetbalteam
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

De apostrof
3. Bij verkleinwoorden die eindigen op y.

Bijvoorbeeld: baby'tje, pony'tje

4. Na cijfers (A4'tje) en bij woorden als VMBO'er en BN'er, ook als die woorden in het meervoud staan.

Bijvoorbeeld:, cd's




Slide 8 - Slide

Goed of fout?

vmbo-'er
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Hoe typ je de apostrof?
Type een woord.
Typ daarna de 'hoge komma'
Typ een spatie. 
Typ daarna de rest van het woord.

Slide 10 - Slide

Even oefenen
Denk dus aan de regels. Je schrijft een apostrof:

1.  bij het meervoud van woorden die eindigen op een a, i, o, u of y. 
2. als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders       
     verkeerd uitspreken. 
3. bij verkleinwoorden die eindigen op y.
4. na cijfers (A4'tje) en bij woorden als vmbo'er en BN'er.

Slide 11 - Slide

Goed of fout?

telefoon'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Goed of fout?

hobby'tje
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Goed of fout?

dvd's
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Goed of fout?

foto's
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!
Nederlands methode Bijspijkeren Spelling Opdracht 4.11

Klaar: blok 4, spelling, opdracht 4.11

Slide 16 - Slide