This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Th3 b3 genenparen
Slide 1 - Slide
Planning:
Herhalen b2
Leerdoelen b3: genenparen
Aan de slag met de 19, 23, 26,
Uitleg/hulp bij moeilijkheden
Afronden.
Slide 2 - Slide
De geslachtschromosomen van een man zijn
A
XX
B
XY
Slide 3 - Quiz
Zitten er in een spiercel geslachtschromosomen?
A
Ja, er zit 1 geslachts-chromosoom in
B
Nee, er zitten geen geslachtschromosomen in
C
Ja, er zit een geslachts-chromosomenpaar in
Slide 4 - Quiz
Hoe ontstaan geslachtschromosomen?
A
Meiose
B
Mitose
Slide 5 - Quiz
Planning:
Herhalen b2
Leerdoelen b3: genenparen
Aan de slag met de 19, 23, 26,
Uitleg/hulp bij moeilijkheden
Afronden.
Slide 6 - Slide
Leerdoelen:
Ik kan het fenotype vertalen naar een genotype en vice versa.
Ik kan de begrippen; homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief, gensymbolen en intermediair fenotype uitleggen
Slide 7 - Slide
Planning:
Herhalen b2
Leerdoelen b3: genenparen
Uitleg
Aan de slag met de 19, 23, 26,
Afronden.
Slide 8 - Slide
Homozygoot en heterozygoot
Slide 9 - Slide
Heterozygoot
Gen voor krullend haar
Gen voor stijl haar
Slide 10 - Slide
homozygoot / heterozygoot
Slide 11 - Slide
Homozygoot en heterozygoot
Slide 12 - Slide
intermediair
Slide 13 - Slide
Intermediair
Slide 14 - Slide
Planning:
Herhalen b2
Leerdoelen b3: genenparen
Uitleg
Aan de slag met de 19, 23, 26, OF verlengde uitleg
Afronden.
Slide 15 - Slide
Aan de slag!
Pak je boek en ga naar thema 3 basisstof 3.
Maak opdracht: 19, 23, 26,
Slide 16 - Slide
Planning:
Herhalen b2
Leerdoelen b3: genenparen
Uitleg
Aan de slag met de 19, 23, 26, OF verlengde uitleg
Afronden.
Slide 17 - Slide
Hoe noteer je 'heterozygoot?
A
aa
B
Aa
C
AA
Slide 18 - Quiz
Hoe noteer je 'homozygoot recessief?
A
aa
B
Aa
C
AA
Slide 19 - Quiz
Bij kortvingerigheid zijn de vingers een stuk kleiner. Kortvingerigheid is erfelijk bepaald. Waar bevindt het erfelijke materiaal van kortvingerigheid zich?
A
alleen in de cellen van de vingers
B
alleen in de cellen van de handen
C
alleen in de cellen van de ledematen
D
in alle cellen van het lichaam
Slide 20 - Quiz
bij een intermediaire kruising...
A
zijn beide genen dominant
B
ontstaat er een mengkleur
Slide 21 - Quiz
Wat heb je nog nodig om volgende les met gensymbolen te kunnen werken?
Slide 22 - Open question
Ik kan genotypen vertalen naar fenotypen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 23 - Poll
Ik kan uitleggen hoe een intermediair fenotype ontstaat