Hoofdstuk 4 spellingsregels

Grammatica en spelling 4: spellingsregels

4.1 Meervoud
4.2 Tussenletters
4.3 Aan elkaar of los?
4.4 Einde op -e of -en?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica en spelling 4: spellingsregels

4.1 Meervoud
4.2 Tussenletters
4.3 Aan elkaar of los?
4.4 Einde op -e of -en?

Slide 1 - Slide

Paragraaf 4.1 meervoud

Slide 2 - Slide

Paragraaf 4.2 tussenletters
Pannenkoek of pannekoek?
Bedrijfsfeest of bedrijffeest?
Kijk de video in de volgende pagina!
Daarna volgt een pagina met een oefenopdracht.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Link

Tussenletter in samenstellingen

Slide 6 - Slide

Paragraaf 4.3 Aaan elkaar of los?

Slide 7 - Slide

Aan elkaar of los?

Slide 8 - Slide

Aan elkaar of los

Slide 9 - Slide

8. Aan elkaar of los?
Uitzonderingen zijn: voorvoegsels, gelijkwaardige delen, 
uitspraakprobleem, letter/ cijfer/ teken/ afkorting, vaste combinaties

Slide 10 - Slide

0

Slide 11 - Video

Paragraaf 4.4 Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord spel je zo 
kort mogelijk.
Aankleden: de aangeklede patiënt

Slide 12 - Slide

Voorbereiden voor de toets
  1. Toets  maandag 4 april!
  2. Hoofdstuk 4 Spellingsregels
  3. Kopieën uitgedeeld met theorie

Slide 13 - Slide