This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
In welk voorbeeld is er sprake van werk?
A
Thuis de afwas doen
B
Je vriend(in) helpen met kleren kopen
C
's Morgens je bed opmaken
D
Een kantoorpand schoonmaken
Slide 1 - Quiz
Dominante cultuur
A
Cultuur van een kleine groep mensen
B
Cultuur van de meerderheid
Slide 2 - Quiz
Wat is geen kenmerk van de dominante cultuur?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Fietsen
C
Sinterklaas vieren
D
Wapens hebben
Slide 3 - Quiz
Wat is een stereotype?
A
Iemand die rondgaat om liedjes te zingen
B
Een positief beeld van een persoon
C
Iemand die een radio heeft
D
Een overdreven beeld van een groep mensen
Slide 4 - Quiz
Wat is een subcultuur?
A
Cultuur van een kleine groep mensen
B
Cultuur die tegen de cultuur van de meeste mensen ingaat
C
Normen, waarden en gewoonten
Slide 5 - Quiz
Integratie is
A
Houden hun eigen cultuur
B
Passen zich aan de Nederlandse gewoontes aan
C
Houden hun eigen cultuur en passen zich aan de Nederlandse cultuur aan
Slide 6 - Quiz
Wie werkt? 1. Jan bezorgt pakketjes. Hij verdient niet veel, maar hij vindt het toch leuk werk. 2. Davy droomt ervan profvoetballer te worden. Nu speelt hij bij de A-junioren van DEV in Doorn.
A
Jan werkt, Davy niet
B
Davy werkt, Jan niet
C
Jan en Davy werken
D
Jan en Davy werken niet
Slide 7 - Quiz
Als je vast werk hebt krijg je loon. Welk loon krijg je op je bankrekening gestort?
A
Netto loon
B
Bruto loon
Slide 8 - Quiz
De loonbelasting en de verzekeringspremies worden nog afgetrokken van het:
A
Bruto loon
B
Netto loon
Slide 9 - Quiz
Wat is een vacature?
A
Een netwerk van vrienden en kennissen
B
Een open sollicitatie
C
Een baan die vrij is.
D
Een arbeidsovereenkomst.
Slide 10 - Quiz
Je gebruikt je netwerk als je een baan zoekt:
A
in de krant.
B
via bekenden.
C
via het UWV.
D
via een uitzendbureau
Slide 11 - Quiz
Welke woorden zijn weggelaten? Als je een vaste baan zoekt, kan ………………………. je het beste helpen.
A
het UWV
B
een arbeidsovereenkomst
C
gaan zwartwerken
D
het uitzendbureau
Slide 12 - Quiz
Welke woorden zijn weggelaten? Met ……………………………. reageer je op een baan die in de krant staat.
A
een open sollicitatie
B
je netwerk
C
een sollicitatie
D
een arbeidsovereenkomst
Slide 13 - Quiz
Wat is de goede volgorde als je werk zoekt? 1. Sollicitatiegesprek. 2. Arbeidsovereenkomst. 3. Vacature in de krant. 4. Sollicitatiebrief.
A
1 – 2 – 3 – 4
B
3 – 2 – 4 – 1
C
3 – 4 – 1 – 2
D
4 – 1 – 3 – 2
Slide 14 - Quiz
Wat is een nadeel van zwartwerken?
A
Je krijgt een lager nettoloon
B
Je betaalt veel belasting
C
Je bent verzekerd
D
Je hebt geen rechten
Slide 15 - Quiz
Je maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving inneemt. De uitspraak is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Prinses Amalia heeft door haar ………… een hoge maatschappelijke positie. Welk woord is weggelaten?
A
Macht
B
Kennis
C
Afkomst
D
Talent
Slide 17 - Quiz
Autocoureur Max Verstappen heeft een hoge maatschappelijke positie. Dat komt vooral door zijn …………
A
Talent
B
Kennis
C
Afkomst
D
Geld
Slide 18 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. De maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving hebt. 2. Een docent dankt zijn maatschappelijke positie aan zijn afkomst.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 19 - Quiz
De eigenaar van een zaak dankt zijn maatschappelijke positie aan zijn afkomst. Deze uitspraak is:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Welk woord is weggelaten? De mensen die in de jaren 60 voor werk naar Nederland kwamen, werden toen …................... genoemd.
A
Gastarbeiders
B
Mensen uit koloniën
C
Asielzoekers
D
Vluchtelingen
Slide 21 - Quiz
Een kenmerk van de multiculturele samenleving is dat:
A
er verschillende godsdiensten zijn.
B
er geen dominante cultuur is.
C
alle kinderen zakgeld krijgen.
D
vrouwen een betaalde baan hebben.
Slide 22 - Quiz
Hoe noemen we nu mensen die in Nederland willen werken?
A
Vluchtelingen
B
Illegalen
C
Arbeidsmigranten
D
Asielzoekers
Slide 23 - Quiz
Jan trouwt met zijn Duitse vakantieliefde Birgit. Zij komt bij hem in Sittard wonen.
A
Gezinshereniging
B
Gezinsvorming
Slide 24 - Quiz
Een asielzoeker met een verblijfsvergunning woont hier al vijf jaar. Hij laat zijn vrouw en twee kinderen uit Sudan naar Nederland overkomen.
A
Gezinshereniging
B
Gezinsvorming
Slide 25 - Quiz
Welke vorm van aanpassen kiezen de meeste nieuwkomers in Nederland?
A
Integratie
B
Helemaal aanpassen aan Nederlandse gewoonten.
C
Helemaal niet aanpassen
D
Discriminatie
Slide 26 - Quiz
Integratie betekent dat nieuwkomers:
A
zich helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
B
zich gedeeltelijk aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
C
zich helemaal niet aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
D
geen Nederlands hoeven te leren.
Slide 27 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Haring eten hoort al heel lang bij de dominante Nederlandse cultuur. 2. Een broodje shoarma eten hoort al heel lang bij de dominante Nederlandse cultuur.