6.1 vergrotingsfactor

1 / 31
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is de vergrotingsfactor ?
A
6 : 3 = 2
B
3: 6 = 0,5

Slide 7 - Quiz

Wat is de vergrotingsfactor?
A
0,7
B
1,5
C
4,4
D
13,5

Slide 8 - Quiz

Van een foto maak ik een vergroting.
In de wiskunde heet deze vergroting ...
A
het beeld
B
het origineel

Slide 9 - Quiz

De vergrotingsfactor kan ik berekenen door:
A
lengte beeld : lengte origineel
B
lengte origineel: lengte beeld

Slide 10 - Quiz

Bereken de vergrotingsfactor.

Slide 11 - Open question

Rex vergroot een foto op het kopieerapparaat.
Hij zet het apparaat op 140%.
Wat is de vergrotingsfactor.

Slide 12 - Open question

Een foto is 18 cm breed.
Ik ga deze vergroten met vergrotingsfactor 2,5.
Hoe breed wordt de vergroting?

Slide 13 - Open question

Als de vergrotingsfactor < 1 is, dan is het beeld een
A
vergroting
B
verkleining

Slide 14 - Quiz

Het beeld van een vergroting heeft een breedte van 30 cm.
De vergrotingsfactor is 5.
Wat was de breedte van het origineel?

Slide 15 - Open question

Driehoek ADE is een vergroting van driehoek ABC. Wat is de vergrotingsfactor?

Slide 16 - Open question

Welke formule hoort bij vergroten van oppervlakte?
A
Vergrotingsfactor x oppervlakte
B
Vergrotingsfactor³ x oppervlakte origineel
C
Vergrotingsfactor² x oppervlakte origineel
D
Vergrotingsfactor²

Slide 17 - Quiz

Welke formule hoort er bij het vergroten van de inhoud?
A
Vergrotingsfactor² x inhoud origineel
B
Vergrotingsfactor³
C
Vergrotingsfactor³ x inhoud beeld
D
Vergrotingsfactor³ x inhoud origineel

Slide 18 - Quiz

Wat is de oppervlakte van het grote hart ?
A
Σ
B
25
C
62,5
D
100

Slide 19 - Quiz

Stel: Er is een kubus met een inhoud van 27 cm³. En de normale vergrotingsfactor is 2. Wat zou dan de inhoud zijn van de grotere kubus?
A
216 cm³
B
54 cm³
C
108 cm³
D
13,5 cm³

Slide 20 - Quiz


De driehoeken zijn gelijkvormig.
Welke zijde hoort bij BC?
A
AC
B
PQ
C
PR
D
QR

Slide 21 - Quiz

Driehoek ABC en driehoek CDE zijn gelijkvormige driehoeken

Slide 22 - Slide

Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?
A
driehoek KMNP en driehoek LNP
B
driehoek KLM en driehoek LNP
C
driehoek KMP en driehoek KLP
D
driehoek KNM en driehoek LNP

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Drag question

Met welke twee zijden kun je de factor berekenen?
A
KL en LM
B
KL en KP
C
KM en KQ
D
KM en QK

Slide 25 - Quiz

Plattegronden met verschillende schalen
Een fietskaart met een schaal van 1 : 50.000
Elke afstand op de kaart is in werkelijkheid 50.000 keer zo groot.
1 cm op de kaart = 50.000 cm = 500 m = 0,5 km

Een wegenkaart van Nederland met een schaal van 1 : 300.000
Elke afstand op de kaart is in werkelijkheid 300.000 keer zo groot.
1 cm op de kaart = 300.000 cm = 3000 m = 3 km

Slide 26 - Slide

Verschillende schalen omrekenen
Schaal                       Op de kaart                 In werkelijkheid  

1 : 100 000                1 cm  =>   100 000 cm   of     1000 m      of      1 km

1 : 500 000               1 cm  =>   500  000 cm  of      5000 m     of      5 km
 
1 : 2 500 000           1 cm  => 2 500 000 cm of    2500 m    of     25 km

Slide 27 - Slide

Een kaart is op een schaal van
1 : 15 000 getekend.
Dit betekent ..................
A
1 cm op de kaart is 15 km in werkelijkheid
B
1 cm op kaart is in het echt 15 000 keer zo groot.
C
2 = 7 500
D
1 cm op de kaart is 150 meter in werkelijkheid

Slide 28 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50 000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 29 - Quiz

Wat bedoelen we met hemelsbreed?
A
We gaan door de lucht van punt A naar B
B
We nemen de kortste weg via de autosnelweg van A naar B
C
We gaan in een rechte lijn van A naar B
D
Geen van de gegeven antwoorden is juist

Slide 30 - Quiz

De afstand op een kaart is 20 km.
Op de kaart heb je een afstand van 1 cm gemeten.
De schaal van de kaart is?
A
1 : 200 000
B
1 : 20 000
C
1 : 2 000 000
D
1 : 2000

Slide 31 - Quiz