h4 tekst gezond eten plus argumenteren

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Je gaat vandaag een tekst zo lezen dat je de manieren van verbinden tussen de alinea's kunt benoemen. 

Slide 2 - Slide

Wat vinden jullie ervan als de overheid ongezond eten duurder maakt met een suikertax?
Voor
tegen

Slide 3 - Poll

Verbindingsmanieren 
Alinea's zijn vaak aan elkaar verbonden. Zo krijg je samenhang en niet allemaal op zichzelf staande stukjes tekst.
HOE?
  • d.m.v. een signaalzin (aankondigend of terugblikkend);
  • d.m.v. een signaalwoord;
  • d.m.v. een herhaling van woorden of woordgroepen;
  • d.m.v. een overgangszin met verwijzing (verwijswoord).

Slide 4 - Slide

Sleep de signaalwoorden naar het juiste verband
timer
3:00
opsommend
voorwaardelijk
chronologisch
doel-middel
reden
toelichtend
oorzakelijk
tegenstellend
en
ook
maar
als
wanneer
om te
omdat
eerst
daarna
zo
als gevolg daarvan
toch

Slide 5 - Drag question

Hoe is alinea 1 verbonden met alinea 2?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 6 - Quiz

Hoe is alinea 2 met alinea 3 verbonden?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 7 - Quiz

Hoe is alinea 3 met alinea 4 verbonden?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 8 - Quiz

Wat voor soort verband geeft het signaalwoord want aan?

Slide 9 - Open question

Hoe is alinea 4 met alinea 5 verbonden?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met verwijzend woord

Slide 10 - Quiz

Hoe is alinea 5 verbonden
met alinea 6?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoorden
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 11 - Quiz

'ondertussen en terwijl zijn signaalwoorden van het volgende soort:
A
toelichtend
B
voorwaardelijk
C
chronologisch
D
opsommend

Slide 12 - Quiz

Ik heb er nog steeds zin in
nee
ja
ja hoor

Slide 13 - Poll

Hoe is alinea 6 verbonden met alinea 7
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 14 - Quiz

Hoe is alinea 7 verbonden met alinea 8?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 15 - Quiz

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'met' aan?
A
Met (met behulp van): doel middel
B
uitleggend (met andere woorden)
C
chronologisch
D
met = vanwege : redengevend

Slide 16 - Quiz

Hoe is alinea 8 verbonden met alinea 9?
A
herhaling van woorden of woordgroepen
B
signaalwoord
C
signaalzin
D
overgangszin met een verwijzend woord

Slide 17 - Quiz

Daarom geeft het volgende verband aan:
A
oorzakelijk
B
samenvattend
C
redengevend
D
uitleggend

Slide 18 - Quiz

Dit begrijp ik nu beter

Slide 19 - Mind map