Lezen 4, les 5

Wat verwachten wij van jou tijdens de online lessen?
Je komt op tijd in de les.
Je zet je camera in het begin even aan als de docent(e) daarom vraagt.
Je zorgt dat je de microfoon uit hebt staan.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je zorgt dat je je spullen op orde hebt.
Je zorgt dat je je huiswerk maakt en tijdig inlevert.
Je vraagt altijd om toestemming wanneer je de les moet verlaten
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat verwachten wij van jou tijdens de online lessen?
Je komt op tijd in de les.
Je zet je camera in het begin even aan als de docent(e) daarom vraagt.
Je zorgt dat je de microfoon uit hebt staan.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je zorgt dat je je spullen op orde hebt.
Je zorgt dat je je huiswerk maakt en tijdig inlevert.
Je vraagt altijd om toestemming wanneer je de les moet verlaten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Opdracht 4, 5 en 6 van Les 4

 Opdracht 4; Kies een tekst (A of B) en beantwoord de vragen!

Opdracht 5; lees de tekst en maak een lijstje met feiten en meningen

Opdracht 6; bekijk de foto's en beschrijf  van elke foto 2 subjectieve kenmerken en 2 objectieve kenmerken

Lever de opdrachten in via Plot of stuur een foto van je boek!

Slide 3 - Slide

In digitale plot 
Staan de antwoorden op de vragen van opdracht 4, 5 en 6.

We gaan samen terugkijken, wat hebben we van deze opdrachten geleerd.

Slide 4 - Slide

Feiten
Meningen
opzoeken
controleren
objectief
moet je aannemen
subjectief
persoonlijk

Slide 5 - Drag question

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief

Slide 6 - Open question

Beschrijf deze foto subjectief

Slide 7 - Mind map

Beschrijf deze foto objectief

Slide 8 - Mind map

Ezelsbruggetje
Hoe formuleer (schrijf je op) een hoofdgedachte...

Deze tekst met als onderwerp ..., zegt over dat onderwerp: ... !
Dat is de hoofdgedachte....
 voorbeeld; Onderwerp; vakantie
Hoofdgedachte; Deze tekst met als onderwerp vakantie, zegt over dat onderwerp;  mensen boeken steeds minder online hun vakanties.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij nog?

Slide 15 - Mind map

waarvoor wordt een signaalwoord
ook al weer gebruikt?

Slide 16 - Mind map

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 23 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 24 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 25 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 26 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 27 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 30 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 31 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 32 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 33 - Slide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 34 - Open question


  Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?

Slide 35 - Open question

 Opdracht 3

Slide 36 - Slide


 Welk signaalwoord dat   
  eindigt op een S hoort op 
  het laatste stippellijntje?

Slide 37 - Open question


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 38 - Quiz

 Opdracht 4

Slide 39 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 40 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 41 - Drag question

 Opdracht 5

Slide 42 - Slide


 Welk signaalwoord dat wijst o
 het tekstverband oorzaak-gevolg 
 staat in zowel zin 4 als 7?

Slide 43 - Open question


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 44 - Quiz

Huiswerk voor vrijdag
Zoek vijf verschillende soorten teksten op:
  1. een informerende tekst
  2. een instructieve tekst
  3. een activerende tekst
  4. een overtuigende tekst
  5. een amuserende tekst.

Dit mag digitaal of op papier.

Lees de toolbox'en; Signaalwoorden en Verwijswoorden nog eens door!

Slide 45 - Slide