Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Persoonsvorm zwakke werkwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Persoonsvorm zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Aan het eind van de les kun je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

Slide 2 - Slide

Verleden tijd (vt) – zet het woord ‘gisteren’ in de zin
.  

Sterk werkwoord > klankverandering
lopen – liepen
deze woorden moet je leren.

Zwak werkwoord > geen klankverandering
huilen - huilden









Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
werkwoord: wachten

verleden tijd.

ik.......
wij........

Slide 5 - Slide

Nu jullie:
schrijf de verleden tijd op.
Doe dit zelf en in stilte. 
Tijd: 2 minuten.
Daarna samen overleggen!
 

Slide 6 - Slide

werkwoord:
schrobben
verleden tijd: (ik ....... wij............)
verhuizen
verleden tijd: (ik....... wij..........)

Slide 7 - Slide

Zij verhuiste vorige week naar het buitenland.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Het huis brandde gisteren helemaal af.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Koste die jurk veel geld?
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
KRABBEN
A
krab
B
krabte
C
krabde
D
krabtde

Slide 11 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 12 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 13 - Quiz

Wat is de verleden tijd enkelvoud van:
balokken (dit woord bestaat niet)
A
balokte
B
baloktte
C
balokde
D
balokdde

Slide 14 - Quiz