This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
14 September 2023
Slide 2 - Slide
Today
WRTS
Rewind
Homework check
Words lesson 2
Grammar: uitleg
(Home)work
Looking back
Slide 3 - Slide
Aan het einde van deze les..
..weet je hoe en wanneer je much & many moet gebruiken
.. weet je wanneer je a óf an moet gebruiken
.. heb je kennis gemaakt met de words van lesson 2
Slide 4 - Slide
timer
5:00
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Past simple: Wanneer gebruik je de past simple?
Slide 7 - Open question
Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden van een bepaling van verleden tijd op.
Slide 8 - Mind map
Maak deze zin ontkennend (-): She flew to the US three years ago.
Slide 9 - Open question
Maak deze zin vragend (?): They talked for hours yesterday.
Slide 10 - Open question
Wat is het verschil tussen de werkwoorden 'flew' en 'talked'? (Behalve de betekenis.. that's obvious)
Slide 11 - Open question
Schrijf op wat je nog weet over 'who' en 'which'.
Slide 12 - Mind map
This is the book ............ I told you about.
A
who
B
which
Slide 13 - Quiz
These shoes ......expensive were are from Off-White.
A
who
B
which
Slide 14 - Quiz
3. Homework check
Homework was:
Exc. 9, 10 (p.13/14)
Unit 1, lesson 1: practise more (online)
Please, open your book,
p. 13
Check together:
exc. 9/10
Slide 15 - Slide
edition.thiememeulenhoff.nl
Slide 16 - Link
Grammar:
uitleg
Uitleg:
1. much / many
2. a / an
Please, take out your notebook.
Slide 17 - Slide
much & many
Wat betekenen much & many?
Hoe weet je dan welke je moet gebruiken?
--> Hiervoor kijk je naar het zelfstandig naamwoord.
Slide 18 - Slide
Neem over in je schrift:
much
znw = ontelbaar --> je kunt het niet in mv zetten (begrippen, vloeistoffen, stofjes)
muchsugar
muchtime
muchhomework
muchcoffee
Slide 19 - Slide
Neem over in je schrift:
many
znw= telbaar --> je kunt het in het meervoud zetten, of het ís al mv.
manychildren
manybirds
manysubjects
manystories
Slide 20 - Slide
Wat zijn lidwoorden?
Neem over:
Lidwoorden zijn woorden die je vóór het zelfstandig naamwoord zet.
NL: de, het en een
EN: a en an
a pizza
a mobile
a game
a Euro (uitz.)
an apple
an iPhone
an example
an hour
Hoe komt het, denk je, dat je voor sommige woorden 'a' als lidwoord moet gebruiken en voor andere woorden 'an'?
Slide 21 - Slide
LUISTER nog eens goed!
a pizza
a mobile
a game
a Euro (uitz.)
an apple
an iPhone
an example
an hour (uitz.)
Welke letter hoor je aan het begin?
Neem over:
Als de uitspraak begint met een klinker (a, e, o, u, i) dan gebruik je AN.
Als de uitspraak begint met een andere letter (medeklinker) dan gebruik je A
Slide 22 - Slide
lesson 2
Please, open your book: p.157
Slide 23 - Slide
5. (Home)work
Friday, September 15th:
Maken:
Exc. 15 t/m 23 (p.19 t/m p.24)
Leren:
words lesson 1 & 2 (p.157)
phrases lesson 2 (p.159)
Voor jezelf
In stilte
Tijd tot afsluiting van de les.
Muziek mag
Klaar? Dan leren via StudyGo (linkje in Classroom)
Slide 24 - Slide
Looking back: Dit waren 2 van de doelen voor deze les: 1. Je weet hoe en wanneer je much & many moet gebruiken 2. Je weet wanneer je a óf an moet gebruiken Hoe goed is dat voor jou gelukt en waarom?