Grammatica SE2 - 3 - 3GT

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

SE 2 - preparations

Programma

Herhalen van grammatica hoofdstuk 4/5

Oefenvraag

Uitleg

Begripvraag

13 - relative pronouns

Welk antwoord is juist?

The boy, --- dad is a policeman, works at the bank.

1. who
2. which
3. that
4. whose

Welk antwoord is juist?

The book --- I wanted to buy is sold out..

1. who
2. which
3. that
4. whose

Relative pronouns

• Je moet op je PTA  kunnen bepalen welke relative pronoun het beste in de zin past
• Dit doe je door te kijken waar dit voornaamwoord naar terug verwijst 

Aantekening

Hoe doe je dat dan?

1. Bekijk goed over wie er extra informatie wordt gegeven
2. Is dat een persoon, dier of ding? Who - which - that
3. Gaat het over een relatie / bezit? Whose (VAN WIE)
4. STAAT DE BIJZIN TUSSEN KOMMA'S --> GEEN THAT GEBRUIKEN 

Voorbeeldzin 

My brother, ... has trashed my room for the 6th time, was yelling at the door.

The nurse ... helped my mom in the hospital got married today.

Voorbeeldzin 

My brother, who has trashed my room for the 6th time, was yelling at the door.      KOMMA'S

The nurse who/that  helped my mom in the hospital got married today.                     GEEN KOMMA'S

Voorbeeldzin

I would call my sister, if she stopped (stop) bothering me.               would --> VT

My cat will stop begging for food, if I feed (feed) her.                          will --> TT

Vul het juiste relative pronoun in.

The man, --- daughter is a teacher, was very proud.

Vul het juiste relative pronoun in.

The cyclist, --- won the race, trained very hard.

Vul het juiste relative pronoun in.

Spaghetti, --- we eat twice a week, is my favorite food!

14 - Sentences

Wat voor soort zin is dit?

Joe waited for the train, but it was late.

1. simple
2. compound
3. complex

Wat voor soort zin is dit?

Because Mary studied hard, she passed her test.

1. simple
2. compound
3. complex

Sentences

• Je moet op je PTA  kunnen bepalen wat voor soort zin er staat
• Dit doe je door te kijken naar de voegwoorden en de FANBOYS te leren

Aantekening

Hoe doe je dat dan?

1. Bekijk goed wat het voegwoord in de zin is (plakt twee zinnen aan elkaar)
2. Geen voegwoord --> simple
3. FANBOYS voegwoord --> compound
4. Ander voegwoord --> complex

Voorbeeldzin 

After they left the party, Mary got sick.

I would like to go to France or Spain, I don't mind.

Voorbeeldzin 

After they left the party, Mary got sick.                              after -- complex

I would like to go to France or Spain, I don't mind.        or - compound

Wat voor soort zin is dit?

We were playing in the garden when the guests arrived.

1. simple
2. compound
3. complex

Wat voor soort zin is dit?

She put on her coat and stepped out in the rain.

1. simple
2. compound
3. complex

Wat voor soort zin is dit?

The boy leaned out of the window.

1. simple
2. compound
3. complex

Time to practise!

Relative pronouns            blz. 11

Sentences                            blz. 12

Phrasal verbs 33-64       blz. 6/7 of quizlet