Les 1.10 hv3 - praten over plaatsen met es, tiene, hay, está

Klas 3E
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Klas 3E

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Planificación: Hoy es...
1. Repaso de la clase anterior
10 min
2. Gramática: praten over plaatsen met es, tiene, hay of está
7 min
3. ¡En marcha!
25 min
4. La próxima clase
5 min
Después de esta clase... (Na deze les...)
... kan je 2 zinnen schrijven om je buurt te omschrijven.

Slide 3 - Slide

Eindproduct: vlog
  1. Maak een video waarin je jezelf voorstelt en over de bezienswaardigheden in jouw buurt of dorp. Bedenk drie of vier plekken die je belangrijk vindt.
  2. Maak een script voor de video:
    - Begin met een begroeting en eindig op gepaste wijze.
    - Stel jezelf voor.
    - Vertel over je gezin en jouw huis.
    - Beschrijf wat je wil laten zien en waar je iets over wil vertellen.
    - Vertel wat je leuk vindt uit je buurt en wat je minder leuk vindt.
  3. Maak de video en lever deze uiterlijk in op donderdag 24 oktober om 21:00.

Slide 4 - Slide

Eindproduct: vlog
  • Maak gebruik van grammatica overzichten van unidad 5 (Reporteros 1) en unidad 1 (Reporteros 2).
  • Bekijk je gemaakte opdrachten voor input.
  • Lees in de beoordelingsrubric waar je punten voor scoort.
  • Gebruik geen zinnen van het internet.
  • Lees niet voor, een spiekbriefje met woorden is wel toegestaan.

Slide 5 - Slide

Eindproduct: vlog
Overdracht boodschap
- begroeten aan begin en eind
- stel jezelf voor (nombre, edad, nacionalidad)
- stel je gezin voor (nombre, relación, edad)
- korte beschrijving van huis
- minstens drie dingen uit buurt laten zien en vertellen

Woordenschat: presentarse, la casa, el barrio, las actividades, situarse

Grammatica: estar, tener, ser, hay, vergelijken

Vloeiendheid: spiekbriefje met woorden is toegestaan, voorlezen niet.

Uitspraak

Internetgebruik

Lay-out

Slide 6 - Slide

De toekomende tijd
  1. Hoe vorm je de toekomende tijd?
  2. Wanneer gebruik je het?
  3. Hoe vervoeg je het werkwoord ir?

Slide 7 - Slide

Repaso: el verbo ir





Vervoeg el verbo ir  bij de gaten in je schrift.

Slide 8 - Slide

Repaso: el verbo ir





Vervoeg el verbo ir  bij de gaten in je schrift.
vas
voy
voy
vamos
vais
voy
va

Slide 9 - Slide

Praten over plaatsen met es, tiene, hay of está
Bij het beschrijven van een plaats gebruik je vaak de vormen es, tiene, hay of está.
  • Es gebruik je om een plaats te beschrijven.
  • Está gebruik je om een plaats te bepalen.
  • Hay gebruik je om één of meer dingen te noemen (er is, er zijn).
  • Tiene kan hetzelfde betekenen als hay, maar dan zeg je het op een andere manier.
(Libro de texto, página 19)

Slide 10 - Slide

¡En marcha!
Libro de texto (tekstboek)
ejercicio 5 - página 15

Libro de trabajo (werkboek)
ejercicio 17 - página 17
vocabulario: ejercicios 4,5,6 - pagina 13

Slide 11 - Slide

Corregir
5. p. 15
a. verdad
b. mentira
c. verdad
d. verdad
e. mentira

Slide 12 - Slide

Evaluación
praten over plaatsen met es, tiene, hay of está

Slide 13 - Slide

... gebruik je om een plaats te beschrijven.
... gebruik je om één of meer dingen te noemen (er is, er zijn).
... kan hetzelfde betekenen als hay, maar dan zeg je het op een andere manier.
... gebruik je om een plaats te bepalen.
hay
tiene
está
es

Slide 14 - Drag question

La próxima clase
Vamos a aprender...
... de overtreffende trap

DEBERES
- aprender vocabulario unidad 1

NEEM VOLGENDE LES JE BOEKEN MEE!

Slide 15 - Slide