TL2: K.9 Voorzetsels met de vierde naamval en het pers.vn.woord

23 März 2021 Lernziele:
-vandaag leer je de voorzetsels met de vierde naamval kennen. -->(für, gegen,..)
-je leert dat ze voor het persoonlijk voornaamwoord kunnen staan.
-je leert dat na een voorzetsel met de vierde naamval het persoonlijk voornaamwoord altijd in de vierde naamval staat. -->(für+mich)

1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

23 März 2021 Lernziele:
-vandaag leer je de voorzetsels met de vierde naamval kennen. -->(für, gegen,..)
-je leert dat ze voor het persoonlijk voornaamwoord kunnen staan.
-je leert dat na een voorzetsel met de vierde naamval het persoonlijk voornaamwoord altijd in de vierde naamval staat. -->(für+mich)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar
door
voor
zonder
om
tegen
durch
für
ohne
um
gegen

Slide 3 - Drag question

er zijn ...... voorzetsels met de vierde naamval
A
5
B
6
C
7
D
4

Slide 4 - Quiz

Na welke voorzetsels volgt de vierde naamval?
A
durch, mit, auf, ohne, bis, um
B
gegen, bis, um, ohne, durch, für
C
durch, für, ohne, um, auf, mit
D
gegen, ohne, bis, um, auf, gegenüber

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorzetsel voor de vierde naamval
A
ohne
B
hinter
C
unter

Slide 6 - Quiz

Welke voorzetsel hoort niet bij de vierde naamval?
A
durch
B
bei
C
gegen
D
ohne

Slide 7 - Quiz

Welke voorzetsel hoort niet bij de vierde naamval?
A
um
B
seit
C
mit
D
für

Slide 8 - Quiz

Welk voorzetsel hoort NIET bij de vierde naamval?
A
bis
B
durch
C
von
D
ohne

Slide 9 - Quiz

Welk voorzetsel hoort niet in het rijtje thuis van voorzetsels met de vierde naamval?
A
durch
B
um
C
für
D
mit

Slide 10 - Quiz