EO Basis 28-9

Lesdoelen
  1. Oefentoets bespreken
  2. Nog meer oefenen
  3. AmeRijck opdracht 3.4 bespreken
  4. AmeRijck opdracht 4.1 en 4.2 afmaken en nakijken
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoelen
  1. Oefentoets bespreken
  2. Nog meer oefenen
  3. AmeRijck opdracht 3.4 bespreken
  4. AmeRijck opdracht 4.1 en 4.2 afmaken en nakijken

Slide 1 - Slide

1. Naast onze woonwinkel is een winkel gevestigd uit een andere branche.
Welke uitspraak is zeker juist over deze winkel?
A. Ze bedienen een andere doelgroep
B. Ze hanteren een andere bedieningsvorm
C. Ze voeren een ander assortiment
D. Ze hebben een ander distributiebeleid

Slide 2 - Slide

4. Dit is een voorbeeld van een verkoopgesprek.
Zet de stappen op de stippellijn in de juiste volgorde
A Zal ik u de verschillen laten zien tussen deze twee producten
B Zal ik het product bij de kassa leggen voor u?
C Heeft u een voorkeur voor een bepaald merk of type product?
D Goedemiddag, kan ik u ergens mee helpen?


Slide 3 - Slide

5. Wij verkopen geurkaarsen. Een klant is ze aan het bekijken. Een verkoper zegt: “Kijk met kaarsen altijd uit voor brandgevaar?”

Welke artikelkennis toont de verkoper aan de klant?
A. Commerciële artikelkennis
B. Praktische artikelkennis
C. Technische artikelkennis

Slide 4 - Slide

6. Tegenover onze winkel is een winkel gevestigd met de volgende kenmerken.
Prijsniveau : laag
Klantenservice : relatief weinig
Assortiment : breed en ondiep
Assortiment : vooral non-food
Welke winkelvorm past bij deze kenmerken?
A. Discounter
B. Speciaalzaak
C. Supermarkt
D. Warenhuis

Slide 5 - Slide

8. Een klant levert een kortingsbon in. Ze heeft een artikel uitgezocht met een normale verkoopprijs van € 18,00.

De kortingsbon bedraagt 25%. Hoeveel moet de klant betalen?
€ ………………….
Noteer de berekening: …………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………


Slide 6 - Slide

9. Wij moeten ons meer gaan richten op een groep consumenten die een doordachte koopbeslissing neemt. Hiervoor plaatsen wij bij veel artikelen informatieborden met uitgebreide productinformatie, bijvoorbeeld over het energieverbruik.

Welke koopgedrag hoort bij deze groep consumenten?
A. Emotioneel koopgedrag
B. Impulsief koopgedrag
C. Rationeel koopgedrag

Slide 7 - Slide

Lees tekstbron 34
Wat wordt bedoeld met het begrip branche? Geef 2 voorbeelden.

Slide 8 - Slide

Lees tekstbron 43
Verkopers kennen drie soorten artikelkennis; praktische artikelkennis, technische artikelkennis en commerciële artikelkennis. Geef een voorbeeld van commerciële artikelkennis en van praktische artikelkennis. 

Slide 9 - Slide

Lees tekstbron 46
  1. Leg het begrip breed assortiment uit.
  2. Geef een voorbeeld van een winkel in spijkerbroeken als je kijkt naar de diepte in het assortiment.

Slide 10 - Slide

Lees tekstbron 53
Het is belangrijk dat je de doelgroep van je winkel weet. Hoe kan je bijvoorbeeld doelgroepen indelen? Ik noem één voorbeeld "op leeftijd". Noem jij er nog eens drie.

Slide 11 - Slide

Lees tekstbron 71
  1. Leg de begrippen rationeel en emotioneel koopgedrag uit.
  2. De klant wil een product kopen (koopwens). Wat kan jij doen om de klant te informeren?

Slide 12 - Slide

Lees tekstbron 77
Hoe noemen wij een winkel met lage prijzen en weinig service?

Slide 13 - Slide

Rekenvraag
Een klant levert een kortingsbon in. Ze heeft een artikel uitgezocht met een normale verkoopprijs van € 36,00. 
De kortingsbon bedraagt 20%. Hoeveel moet de klant betalen?
€ ………………….
Noteer de berekening: …………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………

Slide 14 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 15 - Mind map