Lezen H4: feiten, meningen en argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Lezen H4

Feiten, meningen en argumenten 

Feit

Feiten:

- Kun je bewijzen of controleren.

'Die laptop kost bij BCC €450,-.'

- Daarover kun je niet van mening verschillen:

'Van regen word je nat.'

- Kun je opzoeken.

'Het aantal calorieën in een Snickers is 321.'

Mening of standpunt 

Wat je van iemand of iets vindt.

• Ik heb een hekel aan vuurwerk.
• Ik vind dat de energieprijzen omlaag moeten.
• Reclame voor ongezond eten moet volgens mij verboden worden.
• Er moet een verbod komen op roze schoenen.

Argument

Met een argument leg je uit waarom je iets vindt

• Ik heb een hekel aan vuurwerk, want het maakt heel veel lawaai.
• Ik vind dat de energieprijzen omlaag moeten, omdat veel mensen hun rekening nu niet meer kunnen betalen.
• Reclame voor ongezond eten moet volgens mij verboden worden, omdat er te veel ongezond eten wordt gekocht door jongeren. 
• Er moet een verbod komen op roze schoenen, want die zijn gewoon altijd lelijk. 

Een argument kan een feit of een mening zijn. 

Is het eerste
argument
een feit of
een mening?

1. feit
2. mening

Is het tweede
argument
een feit of
een mening?

1. feit
2. mening

Is de laatste zin een feit of een mening?

1. feit
2. mening

Wiskunde is een moeilijk vak.

1. feit
2. mening

Welke van deze uitspraken is een feit?

1. Het is momenteel 12 graden celsius
2. Ik vind het koud buiten
3. Ik houd van de kou
4. Ik hoop dat het lang herfst blijft

Welke van deze uitspraken is een feit?

1. Ik lijk wel 1.78m.
2. De beker is halfvol.
3. Wat een mooie kater!
4. Daar loopt een kabouter.

Welke van deze uitspraken is een feit?

1. Het speelveld bij handbal is rechthoekig
2. Handbal is een vermoeiende sport
3. Zowel A als B is een feit

Eet minder vlees!
Dan doe je tenminste echt iets voor het milieu.

1. standpunt + argument
2. argument + standpunt
3. argument + argument
4. standpunt + standpunt

Je hebt griep, je kunt dus maar beter in bed blijven.

1. standpunt + argument
2. argument + standpunt
3. argument + argument
4. standpunt + standpunt

Ze wil winkelen, omdat ze nieuwe kleren nodig heeft.

1. standpunt + argument
2. argument + standpunt
3. argument + argument
4. standpunt + standpunt

Wonen in een boerderij lijkt me saai. Ze hebben er vast geen internet.

1. standpunt + argument
2. argument + standpunt
3. argument + argument
4. standpunt + standpunt