Hoe vind je de betekenis van een onbekend woord in de tekst?
A
die moet je maar raden
B
staat altijd in de zin ervoor
C
logisch nadenken
D
wordt meestal in de buurt van het woord uitgelegd
Slide 7 - Quiz
Waar komt deze bron vandaan? www.metronieuws.nl
A
website van een krant
B
website van een tijdschrift
C
een dagblad
D
kookboek
Slide 8 - Quiz
Wat zijn kenmerken van formele taal?
A
• spreek de ander aan met jij;
• gebruik moeilijke woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik spreektaal.
B
• spreek de ander aan met u;
• gebruik nette woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.
C
• spreek de ander aan met u;
• gebruik straattaal;
• schrijf korte zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.
Slide 9 - Quiz
Welke taal gebruik je bij je familie en vrienden?
A
formele en informele taal
B
informele taal
C
formele taal
D
alleen straattaal
Slide 10 - Quiz
Wat zijn de kenmerken van formeel taalgebruik?
Slide 11 - Open question
antwoord
- spreek de ander aan met u
- gebruik nette woorden
- schrijf in hele zinnen
-gebruik geen spreektaal
Slide 12 - Slide
Je maakt een zakelijke e-mail. Wat vul je in bij 'aan:' en 'van:'
A
aan: voor- en achternaam ontvanger
van: je eigen e-mailadres
B
aan: e-mailadres ontvanger
van: je handtekening
C
aan: e-mailadres ontvanger
van: je eigen e-mailadres
D
aan: beste ......
van: met vriendelijke groet..
Slide 13 - Quiz
Je mailt naar een telefoonwinkel omdat je telefoon niet goed gemaakt is. Wat is het onderwerp van je mail?
A
Mijn telefoon is pas gerepareerd en hij doet het nog steeds niet.
B
telefoon?
C
ik betaal niet
D
klacht telefoonreparatie
Slide 14 - Quiz
Welke stellingen zijn waar? 1. de persoonsvorm is altijd één werkwoord 2. een zinsdeel kan vóór de pv gezet worden.
A
1 en 2 zijn waar
B
1 is waar
2 is niet waar
C
1 is niet waar
2 is waar
D
1 en 2 zijn niet waar
Slide 15 - Quiz
Gisteren heeft mijn zus hem geholpen met zijn huiswerk. Wat is het ow hier?
A
hem
B
mijn zus
C
Gisteren
D
heeft
Slide 16 - Quiz
Zet deze zin in de vt én het mv: De basketballer tekent heel mooi.
Slide 17 - Open question
antwoord
De basketballers tekenden heel mooi.
Slide 18 - Slide
Zet deze zin in de tt én ev: De docenten van het hvc kopieerden de proefwerken.
Slide 19 - Open question
antwoord
De docent van het hvc kopieert de proefwerken.
Slide 20 - Slide
Wat is de pv in deze zin? (tijdproef) Samen hebben we kastanjes gezocht.
A
hebben
B
Samen
C
opgezocht
D
hebben opgezocht
Slide 21 - Quiz
Vul juiste ww-vorm in, in de tt: 1. Karel (zijn)...........verliefd op de buurvrouw. 2. Hij (fluisteren) ................iets in haar oor. 3. ..............(raden) jij wat hij zegt?
A
1. was
2. fluistert
3. Raadt
B
1. is
2. fluisterd
3. Raad
C
1. is
2. fluistert
3. Raad
D
1. is
2. fluisterd
3. Raadt
Slide 22 - Quiz
Bij welke ww-vorm in de tt horen deze zinnen?
*Het gebeurt de laatste tijd vaak. *Tabitha zingt de sterren van de hemel.
A
ik-vorm = stam
B
hij-vorm = stam + t
C
wij-vorm = hele ww
D
de verleden tijd
Slide 23 - Quiz
Welk leesteken plaats je achter deze zinnen? 1. Wat een schitterende outfit 2. Deze quiz is bijna ten einde
A
1 = .
2 = .
B
1= !
2= .
C
1 = ?
2 = !
D
1 = !
2 = !
Slide 24 - Quiz
Mijnontwikkelingen
Welke onderdelen beheers je goed?
Waar gaat het redelijk? Maar oefenen is gewenst.
Waar heb je absoluut hulp bij nodig?
Alles onder controle?
Begin aan je huiswerk voor morgen (leestaak)
Mapje op tafel:
-Overzicht voortgang
Slide 25 - Slide
Welkom Oefenen H1
1.3: Lezen -deeltitels/tussenkopjes
-onderwerp van een tekst
-verkennend en nauwkeurig lezen
1.4 Schrijven
-begin zakelijke mail
-formeel en informele taal
1.7 Grammatica
-persoonsvorm
-onderwerp
-zinsdelen
1.8 Spelling
-Leestekens ? ! .
-Tegenwoordige tijd persoonsvorm
Verloop van deze les/morgen:
1. Klassikaal de vragen van deze presentatie in LessonUp
2. Je houdt bij hoe je scoort, per onderdeel (schrift)
3. Je kiest daarna hoe en met wie je aan het werk gaat.
4. Je oefent door:
*openstaande opdrachten te maken uit de paragraaf
*Test jezelf te maken van de paragraaf
*Versterk jezelf te kiezen: juiste onderdeel klikken