Herhalen stof PWW2

Herhaling stof
PWW2
Herhaling theorie
PWW2 - 3M
Lezen Blok 1 t/m 4
Over Taal Blok 1 en 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling stof
PWW2
Herhaling theorie
PWW2 - 3M
Lezen Blok 1 t/m 4
Over Taal Blok 1 en 2

Slide 1 - Slide

Theorie Lezen
Onderwerpen:
x Tekstdoelen en tekstsoorten 
x Leesmanieren
x Tekstopbouw
x Het publiek
x Verwijswoorden
x Tekstverbanden en signaalwoorden
x Hoofdgedachte en kernzinnen
x Samenvatten
x Teksten met een mening

Slide 2 - Slide

Tekstdoelen en tekstsoorten
Informeren 
(nieuwsberichten, artikelen, verslagen)
Uitleggen 
(handleidingen, gebruiksaanwijzingen, recepten)
Mening geven 
(artikelen)
Overtuigen 
(recensies, columns, blogs)
Amuseren 
(verhalen, gedichten, columns)
Activeren 
(advertenties, posters, flyers)

Slide 3 - Slide

Het publiek
Algemeen publiek
De tekst is interessant voor een hele grote groep mensen (teksten over algemeen onderwerp in kranten).

Een speciale doelgroep
De tekst is alleen interessant voor mensen met een bepaalde hobby of een bepaald beroep. 
--> mannen / vrouwen
--> jongeren / volwassenen

Slide 4 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsomming 
na elkaar opnoemen van een aantal punten)
Tegenstelling 
twee dingen opnoemen die tegenover elkaar staan)
Reden 
waarom iemand iets doet of waarom iets gebeurt)
Voorbeeld 
een uitspraak wordt gevolgd door voorbeelden)

Slide 5 - Slide


Oorzaak - gevolg 
er is iets gebeurd, waardoor iets anders gebeurde)
Middel - doel
iets wordt gedaan om daarmee iets te bereiken
Voorwaarde
er moet iets gebeuren, voordat iets anders kan gebeuren
Conclusie
er volgt een oordeel, een slotsom, het uiteindelijk resultaat
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 6 - Slide

De volgende signaalwoorden horen bij het tekstverband ...
ten eerste, ten tweede, ook, bovendien
A
middel - doel
B
conclusie
C
opsomming
D
voorbeeld

Slide 7 - Quiz

De volgende signaalwoorden horen bij het tekstverband ...
bijvoorbeeld, als, zo
A
voorbeeld
B
reden
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 8 - Quiz

De volgende signaalwoorden horen bij het tekstverband ...
opdat, door middel van, om
A
oorzaak - gevolg
B
conclusie
C
tegenstelling
D
middel - doel

Slide 9 - Quiz

Teksten met een mening
Objectieve argumenten
Er worden feiten genoemd die de mening ondersteunen.

Subjectieve argumenten
Er worden gevoelens of overtuigingen genoemd die de mening ondersteunen. 


Tegenargument
Een feit of gevoel dat hoort bij de tegengestelde mening! 

Slide 10 - Slide

Theorie Lezen
Onderwerpen:
x Tekstdoelen en tekstsoorten = herhaald
x Leesmanieren
x Tekstopbouw
x Het publiek = herhaald
x Verwijswoorden
x Tekstverbanden en signaalwoorden = herhaald
x Hoofdgedachte en kernzinnen
x Samenvatten
x Teksten met een mening = herhaald

Slide 11 - Slide

Over Taal blok 1 en 2 
Woordjes oefenen

Slide 12 - Slide

Wat betekent het woord
telegramstijl?
A
geheel, helemaal
B
zonder fouten
C
klein van opzet
D
heel korte manier van opschrijven

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het woord
pril?
A
pas ontstaan
B
stof, materie
C
minder bieden dan de vraagprijs
D
hoogstens

Slide 14 - Quiz

Wat betekent het woord
handelen?
A
doen
B
ook nog, daarbij
C
uitleg
D
per schip vervoeren

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord
schrijnend?
A
minder sterk worden
B
plaatselijk
C
met logische verbanden
D
ellendig, hartverscheurend

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het woord
opperen?
A
minder bieden dan de vraagprijs
B
doen
C
verkopen aan andere landen
D
voorstellen

Slide 17 - Quiz

Wat betekent het woord
de volzin?
A
rijk
B
uitleg
C
inentingen
D
lange, goed opgebouwde zin

Slide 18 - Quiz

Wat betekent het woord
afdingen?
A
scheikundige stoffen
B
per schip vervoeren
C
met logische verbanden
D
minder bieden dan de vraagprijs

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het woord
feilloos?
A
belangrijkste
B
zonder fouten
C
inentingen
D
rijk

Slide 20 - Quiz

Noem eens een homoniem...

Slide 21 - Mind map

Noem eens een homofoon...

Slide 22 - Mind map

Spreekwoorden
.
Er zit een schroefje bij hem los.
Hij moet even stoom afblazen. 
Een wig drijven tussen twee personen.
Ergens met een botte bijl op inhakken. 
Hij neemt het heft in eigen handen.
De stoppen slaan bij hem door.
Het zit nog in de pijplijn.
Dat is een heet hangijzer.
Wij zitten op dezelfde golflengte.
De druk is van de ketel
Het loopt op rolletjes.
Je moet op tijd aan de bel trekken.
Spreekwoorden

Slide 23 - Slide

Aan de slag! 
Huiswerk van vandaag nog niet af? 
Over Taal blok 1 - opgave 1 t/m 4
Over Taal blok 2 - opgave 1 t/m 10 (8 niet) 

BLOK 4 - ZELFTOETS LEZEN 
opgave 1 t/m 6
  • We werken de eerste tien minuten in stilte. 
  • Na tien minuten mag er gewerkt worden op fluistertoon. 
  • Muziek met oortjes mag. 
timer
10:00

Slide 24 - Slide