examentraining DNA cellen, onderzoek en evolutie

examentraining DNA cellen, onderzoek en evolutie
start met onderzoek: methode + controleproef
genetica en evolutie
tijd over? cellen en DNA anders slaan we die over
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

examentraining DNA cellen, onderzoek en evolutie
start met onderzoek: methode + controleproef
genetica en evolutie
tijd over? cellen en DNA anders slaan we die over

Slide 1 - Slide


Slide 2 - Open question


Slide 3 - Open question


Slide 4 - Open question


Slide 5 - Open question

genetica
allel vs genotype vs fenotype
dominant, recessief, homozygoot en heterozygoot
hoe lees je een stamboom af? normaal en x-chromosomaal
dihybride kruisingen en bloedgroepen

Slide 6 - Slide


Slide 7 - Open question


Slide 8 - Open question


Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question

Aanpassen
Populaties veranderen omdat ze zich aanpassen aan de omgeving:
survival of the fittest. oftewel natuurlijke selectie

Hiervoor is dus variatie nodig en selectiedruk.

1 individu kan niet evolueren
1 soort wel

Slide 13 - Slide

Verandering?
Als een populatie verandert (evolueert) kan er sprake zijn van evolutie: aanpassing/adaptatie.

Als populatie geissoleerd is kan nieuwe soort ontstaan.
(bijv. darwinvinken)

Een eigenschap levert voordeel op voor overleving of voortplanting.

Slide 14 - Slide

Verandering?
Bijzondere vorm van natuurlijke selectie is seksuele selectie.

Interseksuele selectie: vrouwtjes selecteren mannetje op aantrekkelijke eigenschappen.

Intraseksuele selectie: mannetjes vechten onderling. De sterkste meeste kans op voorplanting.

Dit verklaart verschillend uiterlijk man - vrouw.




Slide 15 - Slide

Verandering?
Als een populatie verandert (evolueert) kan er ook sprake zijn van toeval. 

Dit gebeurt bij genetic drift.


Heeft niet te maken met selectie of fitness van deze populatie. Geen evolutie, maar toeval.

Slide 16 - Slide

Soortsvorming: Hoe ontstaan soorten?
Als twee populaties van dezelfde soort van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie)

dan kunnen deze populaties genetisch zo van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

-> Er zijn twee nieuwe soorten ontstaan.

Slide 17 - Slide

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
Klein eiland: weinig ruimte -> veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
Groot eiland: veel ruimte -> minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 18 - Slide

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
Dichtbij: veel migratie 
Ver weg: weinig migratie 
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare ruimte.

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 19 - Slide

eerste leven
aarde 4,6 miljard jaar oud
eerste organisme 3,5 miljard jaar geleden
vb eerste eencellige: cyanobacteriën
oeratmosfeer: methaan, waterstof amoniak geen zuurstof
door chemische reactie ontstonden organische stoffen, kwam terecht in water: oeroceanen
celmembraan ontstond door vetten


Slide 20 - Slide

endosymbiosetheorie

Slide 21 - Slide

verwantschap bepalen
bouw en vorm vergelijken
soms lastig

homoloog: zelfde bouw andere functie
analoog: zelfde functie andere manier van ontstaan

Slide 22 - Slide

Aflezen stamboom
In de stamboom hiernaast krijg je wel informatie over de tijd.

Bijvoorbeeld:
De gemeenschappelijke voorouder van beren en walrussen leefde ruim 25 miljoen jaar geleden.

Walrussen en zeeleeuwen zullen meer verwant zijn omdat hun voorouder maar 5 miljoen jaar geleden leefde.

Slide 23 - Slide


Slide 24 - Open question


Slide 25 - Open question


Slide 26 - Open question


Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

TAC AAC TGG CAC GGA CTG ATT
oefen met de streng hiernaast
DNA compleet -> RNA -> eiwit

Slide 34 - Slide

puntmutatie
subsitutie-vervangen
insertie-toevoegen
deletitie-verwijderen

Slide 35 - Slide

Actief en passief transport

Slide 36 - Slide

Osmose
water gaat van LAGE concentratie naar HOGE concentratie

Dit kost geen energie = passief transport

Slide 37 - Slide

Dierlijke cel : geen celwand
In een hypotone oplossing
<--
In een hypertone oplossing
          -->
In een isotone oplossing

Slide 38 - Slide

Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide


Slide 41 - Open question


Slide 42 - Open question


Slide 43 - Open question


Slide 44 - Open question


Slide 45 - Open question


Slide 46 - Open question