4. Werken met grafieken

2. Werken met formules
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2. Werken met formules

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Kahoot
  • Werken met formules
  • Omvormen formules methode 1
  • Omvormen formules methode 2
  • huiswerk

Slide 3 - Slide

Kahoot
Zorg dat je het blaadje voor je hebt

Slide 4 - Slide

Werken met formules
Een auto rijdt met 70 km/h. Hij rijdt 2 uur lang. Hoeveel afstand heeft de auto afgelegd?

1
2
3

Slide 5 - Slide

Werken met formules
Een auto rijdt met 70 km/h. Hij rijdt 2 uur lang. Hoeveel afstand heeft de auto afgelegd?

Je lost deze vraag zo op
1
Dit zijn de grootheden die je gebruikt
2
Wanneer je symbolen gebruikt heb je een formule
3

Slide 6 - Slide

De formules van dit jaar
*deze hoef je NIET uit je hoofd te leren

Slide 7 - Slide

Voorbeeldvraag 1
Vraag: Wat is P? (wat is het vermogen?)

Formule: 
P = U · I  
Gegevens
U = 15 V 
I = 4 A
Oplossing



(vermogen is spanning keer stroomsterkte)
(spanning is 15 V)
(stroomsterkte is 4 ampère)
Je moet de eenheid ook opzoeken in de tabel. Je ziet hier staan dat bij vermogen de eenheid W

Slide 8 - Slide

Voorbeeldvraag 2
Vraag: Wat is U? (wat is de spanning?)

Formule: 
P = U · I  
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is spanning keer stroomsterkte)
(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's

Slide 9 - Slide

Formules ombouwen - de Formuledriehoek

Slide 10 - Slide

Voorbeeldvraag 2
Vraag: Wat is U? (wat is de spanning?)

Formule: 
P = U · I  
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is spanning keer stroomsterkte)
(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's

Slide 11 - Slide

Formule ombouwen van voorbeeldvraag 2
Formule: P = U x I

Slide 12 - Slide

Samenvattend filmpje
Samenvattend
Grootheid = wat je meet
Eenheid = waarin je meet
bijvoorbeeld:
De auto heeft een snelheid 
van 75 kilometer per uur
grootheid
eenheid
Natuurkundigen gebruiken symbolen om gegevens op te schrijven.
bijvoorbeeld, de bovenstaande rode zin zou zijn: v = 75 km/h

Slide 13 - Slide

Samenvattend
Eenheden moet je kunnen omrekenen. Je hebt dit ooit op de basisschool al geleerd met bijvoorbeeld het omrekenen van meter naar centimeter. Bij alle andere eenheden werkt het precies hetzelfde

Slide 14 - Slide

Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben
De groene vragen zijn optioneel

Slide 15 - Slide

Klascodes
H2A =
H2B =
H2B =
V2A =
V2B =

Slide 16 - Slide

Opgave 1: Geef de definitie (betekenis) van het begrip "grootheid"

Slide 17 - Open question

Opgave 2: Geef de definitie (betekenis) van het begrip "eenheid"

Slide 18 - Open question

Opgave 3: Wat zijn de symbolen voor lengte, volume en kubieke meter?

Slide 19 - Open question

Opgave 4: De eenheid voor snelheid is meter per seconde. Welke eenheid voor snelheid ken je nog meer?

Slide 20 - Open question

Opgave 5: Bekijk de 6 zinnen hiernaast (klik om te zoomen)

Noteer de 6 grootheden uit deze zinnen

Slide 21 - Open question

Opgave 6: Bekijk de 6 zinnen hiernaast (klik om te zoomen)

Noteer de 6 eenheden uit deze zinnen

Slide 22 - Open question

Opgave 7
Noteer van de volgende 4 vragen steeds te gegevens. 
Gebruik alleen symbolen. 

Dus, bijvoorbeeld:
"De hoogte is 80 meter" wordt: h = 80 m

Slide 23 - Slide

Opgave 7a. Haal de gegevens uit de zin

"De snelheid bedraagt 50 meter per seconde"

Slide 24 - Open question

Opgave 7b. Haal de gegevens uit de zin

"De dichtheid van de stof is 8 gram per kubieke centimeter"

Slide 25 - Open question

Opgave 7c. Haal de gegevens uit de zin

"De afstand is 112 meter"

Slide 26 - Open question

Opgave 7d. Haal de gegevens uit de zin

"De weerstand door de draad is 15 ohm"

Slide 27 - Open question

Opgave 7d. Haal de gegevens uit de zin

"De weerstand door de draad is 15 ohm"

Slide 28 - Open question

Antwoorden
Antwoorden
1. Wat we meten
2. Waarin we meten
3. l (kleine L), V, m3
4. kilometer per uur (km/h)
5. 
temperatuur (T) 
snelheid (v)
spanning (U)
massa (m)
afstand (s)
stroomsterkte (I)
6.
graden celsius (°C)
kilometer per uur (km/h)
Volt (V)
kilogram (kg)
kilometer (km)
ampère (A)
7a. v = 50 m/s
7b. ρ = 8 g/cm3
7c. s = 112 m
7d. R = 15 Ω

Slide 29 - Slide

Vul in wat er op de plaats van het ?-teken moet komen:

mm - …..m - ….m - …..m - …?..m - …..m - km
A
Hectometer
B
Meter
C
Dacameter
D
Decimeter

Slide 30 - Quiz

Reken om:

127,4cm = ……..km
A
12.740.000
B
1.274.000
C
0,01274
D
0,001274

Slide 31 - Quiz

Reken om:

392 hm = ……..dm
A
392000
B
39200
C
3,92
D
0,392

Slide 32 - Quiz

Reken om:
56 mA = ……..A

Slide 33 - Open question

Reken om:
50000V = ……..kV

Slide 34 - Open question

Reken om:
6,6 hm3 = …… mL

Slide 35 - Open question

Reken om:
941 mV = ……………V

Slide 36 - Open question

Welke letter moet er op de plaats van het ?-teken komen:

mA - cA - dA - A - daA - …?..A - kA

Slide 37 - Open question

Reken om:

25cL = ………. cm3

Slide 38 - Open question

Reken om:

0,072 kL = ………. dm3

Slide 39 - Open question

Wat is juist?

1L = 1 ………
A
mm3
B
cm3
C
dm3
D
m3

Slide 40 - Quiz

Reken om:

120m2 = ……….cm2

Slide 41 - Open question

Reken om:

310,5dg = ………….hg

Slide 42 - Open question