1. Wat valt je op aan deze teksten: grote/kleine letters, kleuren, plaatjes?
2. Wat voor doel hebben deze teksten?
3. Wat voor tekstvorm hebben deze teksten?
4. Wat moet je volgens deze teksten (gaan) doen?
5. Wat hebben beeld en opmaak (p. 148) met deze teksten te maken?
Bespreek je antwoorden in breakout rooms...