H2 + 3 - grammatica les 1

Welkom!

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Toets bespreken
Uitleg grammatica H2 en H3
Zelfstandig aan het werk met de weektaak

Slide 2 - Slide

leestoets
  • Bekijk de toets.
  • Doe goed mee met de nabespreking.
  • Wat heb je goed gedaan?
  • Wat vind je nog lastig?

Slide 3 - Slide

Grammatica doelen
  • Ik kan in een zin het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden en ken de functie hiervan.

  • Ik kan in een zin een bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord vinden en ken hun functie.

Slide 4 - Slide

weektaak (agenda)
donderdag 28 oktober
H3 Grammatica zinsdelen/woordsoorten
zinsdelen opdracht 1 t/m 3
woordsoorten opdracht 1 t/m 3

Slide 5 - Slide

zinsdelen en woordsoorten
Wat is het verschil ook alweer?

Slide 6 - Slide

zinsdelen - 
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Mijn broertje schopte tegen zijn fiets.
A
mijn broertje
B
schopte
C
tegen
D
zijn fiets

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Mijn broertje schopte tegen zijn fiets.
A
mijn broertje
B
schopte
C
tegen
D
zijn fiets

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

De leerling heeft een proefwerk gepikt.
A
de leerling
B
heeft
C
een proefwerk
D
heeft gepikt

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

De leerling heeft een proefwerk gepikt.
A
de leerling
B
heeft
C
een proefwerk
D
heeft gepikt

Slide 11 - Quiz

woordsoorten - 
bijvoeglijk naamwoord
bezittelijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord

Slide 12 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
-> vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
      de rode auto

Stoffelijk bijvoeglijk  naamwoord
-> vertelt van welke stof iets gemaakt is
      de zilveren ketting, de gouden armband, het houten bankje

Slide 13 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
-> duidt een persoon of een ding aan
      ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou

-> kun je vervangen door hij of hem
     vergelijk:  Is die kat van jullie ziek?   /   Is dit jullie kat?

Slide 14 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
-> geeft aan van wie iets is
      Dit is mijn huis. Is dat jouw boek. Hoe heeft jullie vader?

-> kun je vervangen door zijn
     vergelijk:  Deze auto is van ons.  /  Dit is onze auto.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

weektaak (agenda)
dinsdag 26 oktober
H3 Grammatica zinsdelen/woordsoorten
zinsdelen opdracht 1 t/m 3
woordsoorten opdracht 1 t/m 3

Slide 17 - Slide