Bij de verleden tijd van zwakke werkwoorden zijn een paar lastige gevallen:
1 Bij t-werkwoorden hoor je één -t, maar je schrijft er twee.
2 Bij d-werkwoorden hoor je één -d, maar je schrijft er twee.
3 Bij z-werkwoorden schrijf je de ik-vorm met -s en de verleden tijd met -de(n).
4 Bij v-werkwoorden schrijf je de ik-vorm met -f en de verleden tijd met -de(n).