Geschiedenis - bronnen

1 / 131
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 131 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vaardigheden Geschiedenis 
1. Geschiedenis/ verleden
2. Oorzaak, gevolg en aanleiding
3. Prehistorie / historie
4. Bronnen:
- Primaire en secundaire bronnen
- Geschreven en ongeschreven (visuele, audiovisuele, materiële en mondelinge) bronnen 
5. Feit en mening.
6. Gebondenheid aan tijd en plaats/ standplaatsgebondenheid
7. Betrouwbaarheid van bronnen.

Slide 2 - Slide

1. Geschiedenis - verleden

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’?
A
Het verleden is subjectief, geschiedenis is objectief
B
Het verleden is alles wat ooit gebeurd is, geschiedenis is een reconstructie van het verleden
C
Het verleden is een interpretatie, geschiedenis is wat werkelijk gebeurd is
D
Het verleden is afhankelijk van bronnen, geschiedenis niet

Slide 4 - Quiz

Waarom zijn bronnen belangrijk in de studie van geschiedenis?
A
Ze bewijzen dat alle historische gebeurtenissen echt gebeurd zijn
B
Ze geven inzicht in hoe mensen in het verleden leefden en dachten
C
Ze zorgen ervoor dat we alleen de belangrijkste gebeurtenissen herinneren
D
Ze elimineren elke vorm van subjectiviteit

Slide 5 - Quiz

Wat wordt bedoeld met historisch bewustzijn?
A
Het kennen van alle belangrijke data en gebeurtenissen uit het verleden
B
Het leren begrijpen waarom andere culturen ontstaan zijn
C
Het zoeken naar een objectieve waarheid in de geschiedenis
D
Het vermogen om het heden en toekomst in relatie tot het verleden te begrijpen

Slide 6 - Quiz

Wat is een reden waarom historici verschillende interpretaties van het verleden kunnen hebben?
A
Niet alle gebeurtenissen uit het verleden zijn gedocumenteerd
B
Historici werken nooit met dezelfde bronnen
C
Elke historicus heeft zijn eigen politieke voorkeuren
D
Bronnen kunnen verschillend geïnterpreteerd worden afhankelijk van context en perspectief

Slide 7 - Quiz

Hoe kan geschiedenis helpen om fouten uit het verleden te vermijden?
A
Door lessen te trekken uit eerdere gebeurtenissen
B
Door te bewijzen dat geschiedenis zich altijd herhaalt
C
Door enkel de positieve kanten van het verleden te benadrukken
D
Door duidelijke richtlijnen te bieden voor de toekomst

Slide 8 - Quiz

1. Geschiedenis / verleden
Alles wat vroeger gebeurt is noemen we verleden. 
Een visie op het verleden noemen we geschiedenis.

"geschiedenis bestudeert het verleden van mensen "

Slide 9 - Slide

2. Oorzaak - aanleiding en gevolg

Slide 10 - Slide

layout al
Oorzaak: Een oorzaak is de achterliggende reden waarom iets gebeurt; het vormt de basis van een gebeurtenis. Bijvoorbeeld, spanningen tussen landen kunnen de oorzaak zijn van een oorlog.
Aanleiding: De aanleiding is de directe gebeurtenis die een bepaalde actie of gebeurtenis in gang zet; het is de 'druppel die de emmer doet overlopen'. In het geval van de Eerste Wereldoorlog was de moord op Franz Ferdinand de aanleiding die het conflict deed ontbranden.
Gevolg: Het gevolg is wat er na een gebeurtenis plaatsvindt; het resultaat van een oorzaak of aanleiding. Bijvoorbeeld, door een lekke band te krijgen (oorzaak), komt iemand te laat op school (gevolg).

Slide 11 - Slide

Situatie: Een bal door een raam gooien
Oorzaak:
Je speelt buiten met vrienden en gooit de bal steeds harder. Het spel wordt steeds ruiger omdat iedereen wil winnen.
Aanleiding:
Je probeert een harde worp naar je vriend te maken, maar mist, en de bal vliegt door het raam van een huis.
(De directe actie die het gevolg veroorzaakt.)
Gevolg:
Het raam is kapot, je krijgt ruzie met de eigenaar van het huis en moet misschien de schade betalen.

Slide 12 - Slide

Een oorzaak is...
A
Een gevolg van een gebeurtenis
B
Een reden waarom iets gebeurt

Slide 13 - Quiz

Een oorzaak is...
A
Een gevolg van een gebeurtenis
B
Een reden waarom iets gebeurt

Slide 14 - Quiz

Je moet wachten op je cijfer nadat je een toets hebt gemaakt.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 15 - Quiz

SJG leek jullie een leuke school om heen te gaan.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 16 - Quiz

In de laatste minuut, scoorde de speler een doelpunt. Hierdoor won het team de wedstrijd.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 17 - Quiz

Na de eerste geschiedenisles zijn jullie blij dat je dit vak krijgt op school.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 18 - Quiz

2: Oorzaak, aanleiding en gevolg

oorzaak:geeft aan waarom of waardoor iets
gebeurt.
gevolg: datgene dat gebeurd na de oorzaak.
aanleiding: is de belangrijkste oorzaak voor een
gebeurtenis

Slide 19 - Slide

2. Soorten bronnen
Om erachter te komen wat waar is in de geschiedenis maakt een historicus gebruik van bronnen.

Bronnen geven informatie over het verleden. We gebruiken deze informatie om het verleden uit te leggen.

Slide 20 - Slide

3. Prehistorie - historie

  • Prehistorie: Periode van ongeschreven bronnen

  • Historie: Periode waarin er ook geschreven bronnen zijn 

Slide 21 - Slide

Prehistorie
  • Historie = geschreven geschiedenis

  • Pre = voor

  • Tijd vóór dat mensen konden lezen en schrijven 

Slide 22 - Slide

3. Prehistorie en historie
Historie = geschiedenis , pre= voor

Prehistorie, voor de geschiedenis, voordat mensen  schrift kenden.

Historie begint vanaf het moment dat mensen schrift gaan gebruiken.

Slide 23 - Slide

4. Bronnen
  • Primaire bronnen
  • Secundaire bronnen
  • Geschreven bronnen 
  • Ongeschreven bronnen
  1. visuele
  2. audiovisuele
  3. materiële
  4. mondelinge

Slide 24 - Slide

Primaire en 
secundaire bronnen

Slide 25 - Slide

Primaire bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan ontstaan of gemaakt

  • De informatie komt dus zelf uit de periode waarover wordt gesproken en is niet later samengesteld 

Slide 26 - Slide

Primaire bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd of het object uit die tijd afkomstig is... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand zijn mening misschien wel wil geven of niet alle informatie heeft.

Slide 27 - Slide

Primaire bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Brieven van Napoleon
  • Meubels uit het paleis van Versailles
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Foto's uit de Eerste Wereldoorlog
  • Spotprent

Slide 28 - Slide

Secundaire bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere (geschreven of ongeschreven) bronnen

Slide 29 - Slide

Secundaire bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker misschien zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 30 - Slide

Secundaire bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de ontdekking van het graf van Toetanchamon

Slide 31 - Slide

Geschreven en 
ongeschreven bronnen

Slide 32 - Slide

Geschreven bronnen
Bronnen die bestaan uit tekst/tekens/getallen:
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen
  • Documenten

Slide 33 - Slide

Ongeschreven bronnen
Bronnen:
  • visuele: schilderij
  • audiovisuele: film
  • materiële: voorwerpen
  • mondelinge: interview
 zonder tekst

Slide 34 - Slide

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.

Slide 35 - Quiz

Een Wikipedia pagina over Napoleon Bonaparte is een:
A
Secundaire bron
B
Primaire bron

Slide 36 - Quiz

Een filmpje over het paleis van Versailles is een:
A
Geschreven secundaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Geschreven primaire bron
D
Ongeschreven secundaire bron

Slide 37 - Quiz

Wat is ook alweer een primaire bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 38 - Quiz

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 39 - Quiz

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 40 - Drag question

Is de afbeelding een primaire of een secundaire bron?
A
Primair
B
Secundair

Slide 41 - Quiz

Hiërogliefen
A
Geschreven secundaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Geschreven primaire bron
D
Ongeschreven secundaire bron

Slide 42 - Quiz

Foto Hitler
A
Geschreven primaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Ongeschreven secundaire bron
D
Geschreven secundaire bron

Slide 43 - Quiz

Iemand die sporen uit het verleden onderzoekt heet een
A
rechercheur
B
inspecteur
C
archeoloog
D
spooroloog

Slide 44 - Quiz

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 45 - Quiz

Wat voor ongeschreven bron is dit?
A
materiële bron
B
audiovisuele bron
C
visuele bron
D
mondelinge bron

Slide 46 - Quiz

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 47 - Quiz

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 48 - Quiz

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 49 - Quiz

Wat voor ongeschreven bron is dit?
A
materiële bron
B
visuele bron
C
audiovisuele bron
D
mondelinge bron

Slide 50 - Quiz

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 51 - Quiz

4. Bronnen 
primaire bron: een bron die gemaakt is in de tijd waarover het informatie geeft. (uit de tijd zelf)
Secundaire bron: een bron die gemaakt is na de tijd waarover het informatie geeft (de bron is dus later gemaakt)
geschreven bron: een bron die schrifttekens bevat.
ongeschreven bron: een bron die geen schrifttekens bevat
                                            materiële, visuele, audiovisuele of mondelinge bron

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 54 - Mind map

5. Feit - mening

Slide 55 - Slide

feit en mening,
wat klopt?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 56 - Quiz

Feit of mening?
Het is belangrijk dat iedereen gaat stemmen
A
Feit
B
Mening

Slide 57 - Quiz

Slide 58 - Slide

Slide 59 - Slide

Mussolini is een zwakkeling.

A
Feit
B
Mening

Slide 60 - Quiz

Hitler vond Mussolini een zwakkeling
A
Mening
B
Feit

Slide 61 - Quiz

Slide 62 - Slide

Staan in deze bron vooral feiten of meningen? leg uit!

Slide 63 - Open question

Slide 64 - Slide

Staan in deze bron vooral feiten of meningen? leg uit!

Slide 65 - Open question

5. Feit en mening
feit: is iets dat we kunnen controleren
mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 66 - Slide

6. Standplaatsgebondenheid 
Iedereen ziet verhalen vanuit zijn eigen achtergrond

Stand: Je plek in de samenleving
Plaats: Waar je vandaan komt (plek)
Gebondenheid: Je zit eraan vast

Perspectieven zien: Je kent de afloop van historische gebeurtenissen al, maar de personen die toen leefden niet; zij waren gebonden aan tijd en plaats.

Het denken en handelen van een persoon wordt dus bepaald door de plaats en de tijd waarin hij leeft.

Slide 67 - Slide

Primaire bronnen
Primaire bronnen zijn gemaakt door mensen die direct betrokken waren bij een kwestie of situatie. Standplaatsgebondeheid is
belangrijk bij deze bronnen.

Bijvoorbeeld:
  1. Ooggetuigen
  2. Gebouwen
  3. Overblijfselen

Slide 68 - Slide

7. Hoe bepaal je de betrouwbaarheid van bronnen?
Je stelt 3 vragen

1. Wanneer is de bron gemaakt?
2. Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
3. Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 69 - Slide

Slide 70 - Slide

Hoe kijken de volgende personen hiernaar?
Oorlog meegemaakt
Oorlog niet meegemaakt

Slide 71 - Slide

Slide 72 - Slide

Hoe kijken de volgende personen naar gesluierde vrouwen?
Een moslim
Een ongelovige

Slide 73 - Slide

Hoe kijkt een moslim naar de gesluierde vrouwen en hoe kijken niet gelovigen?

Slide 74 - Open question

Samenvattend
We hebben verschillende soorten bronnen:
  • Primaire en secundaire bronnen
  • Geschreven en ongeschreven bronnen

Niet elke bron is bruikbaar voor historisch onderzoek en niet elke bron is even betrouwbaar. 

Om de betrouwbaarheid te achterhalen kun je drie vragen stellen:

1) Wanneer is de bron gemaakt?
2) Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
3) Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Jouw eigen standplaats is bepalend voor hoe je naar een bron kijkt.


Slide 75 - Slide

Wat hoort bij prehistorie en wat hoort bij historie?
Sleep de gegevens naar het juiste vak.
Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 76 - Drag question

Welke vragen moet je stellen om erachter te komen of een bron betrouwbaar is?

Slide 77 - Open question

Lees de bron.
Is dit een primaire of een secundaire bron?
A
Een secundaire bron, want de bron is gemaakt ver nadat de Egyptenaren leefden.
B
Een primaire bron, want de bron is gemaakt in de tijd dat de Egyptenaren leefden
C
Een primaire bron, want de bron is gemaakt ver nadat de Egyptenaren leefden
D
Een secundaire bron, want de bron is gemaakt in de tijd dat de Egyptenaren leefden

Slide 78 - Quiz

In de bron wordt een voorbeeld gegeven van een primaire bron over de omgang met de dood door de Egyptenaren.
Welke bron is dat?

Slide 79 - Open question

Welke bronnen zijn betrouwbaarder? Primaire of secundaire bronnen? Leg je antwoord uit!

Slide 80 - Open question

Je ziet Afrikaanse mensen met hun handen eten. 'Wat onfatsoenlijk', zul je misschien denken. In ons land is dat misschien zo. Maar op veel plaatsen in de wereld is het heel gewoon om de warme maaltijd met je handen te eten.

In dit voorbeeld gaat het om:
A
Je inleven in de godsdienst van mensen van Senegal
B
Je inleven in de gewoonten van mensen in Senegal
C
Je inleven in armoede van mensen in Senegal
D
Je inleven in de kennis van mensen in Senegal

Slide 81 - Quiz

Secundaire bronnen
Secundaire bronnen zijn (als het goed is) ontstaan op basis van informatie uit primaire bronnen. Deze bronnen komen vaak uit een andere tijd, de maker was niet zelf bij de gebeurtenis. 

Bijvoorbeeld:

Slide 82 - Slide

3 vragen die je stelt om te weten welke soort bron het is
1) Wanneer is de bron gemaakt?
2) Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
3) Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 83 - Slide

Slide 84 - Slide

Slide 85 - Slide

Slide 86 - Slide

Slide 87 - Slide

Slide 88 - Slide

Slide 89 - Slide

Slide 90 - Slide

Slide 91 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 92 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 93 - Open question

Doel: Hoe interpreteer je bronnen?


Slide 94 - Slide

Hoe  betrouwbaar is de bron? Waar let je op?
  • Persoon: Wie heeft de bron gemaakt?
  • Tijd: Wanneer is de bron gemaakt?
  • Plaats: Waar is de bron gemaakt?
  • Bedoeling: Wat is het doel van de maker?
  • Informatie: Hoe kwam de maker aan de informatie? 







Slide 95 - Slide

Masterclass Bronnen

Slide 96 - Slide

Verandering of Continuiteit
  • continu = wat steeds doorgaat, hetzelfde blijft
  • continuiteit in de geschiedenis is een situatie die (ongeveer) hetzelde blijft.

Slide 97 - Slide

Is de bron representatief?
  • Geldt de bron voor 1 geval/persoon: niet representatief.
  • Geldt de bron voor een grote groep/meer gevallen: wel representatief

representatief voor deze tijd?
Begin met: wat zie ik?
Je ziet mensen zwaaien naar anderen aan de andere kant van een muur.
is de bron representatief?
Bedenk: welke tijd/gebeurtenis hoort hierbij?
Je ziet dat er een muur gebouwd is: Berlijn 1961

is de bron representatief?
Geldt de gebeurtenis voor 1 persoon of voor een grote groep mensen in Berlijn?
Het afgescheiden worden van familie goldt voor veel mensen in Berlijn in die  tijd
is de bron representatief?
de bron is representatief voor deze tijd in de stad Berlijn.

Slide 98 - Slide

Standplaatsgebondenheid van de bron.
- in welke plaats/land/gebied is de bron gemaakt, achtergrond van de maker (politiek idee, geloof, arm of rijk, leeftijd, beroep)
- een bron is altijd tijd- en plaatsgebonden
- dit onderdeel gebruik je bij het vaststellen van de betrouwbaarheid van de                      bron

Slide 99 - Slide

spotprenten
- een cartoon of spotprent is een humoristische tekening
- de spot wordt gedreven met personen of situaties
- de tekening beeldt de persoon of situatie overdreven uit
- geeft vaak commentaar of kritiek

Slide 100 - Slide

Stappenplan analyseren spotprent
  1. Lees de vraag goed! Wat is de opdracht precies?
  2. lees de titel, onderschrift, toelichting, tekst in de tekening.
  3. Waar gaat het over?  Wie zie je?

  4. In welke tijd speelt dit zich af?
  5. welke symbolen/tekens zie je?
  6. tegenstellingen of overdrijvingen?
  7. bepaal nu de mening of bedoeling van de maker door gebruik te maken van een element uit de bron.



Slide 101 - Slide


stap 1: lees de vraag goed
vraag: Wat wil de maker duidelijk maken?
stap 2: lees wat er bij, onder of naast de bron geschreven staat
stap 3: waar gaat het over/wie zie je?
stap 4: In welke tijd speelt dit zich af?
stap 5: symbolen/tekens?
stap 6: tegenstellingen of overdrijvingen?
stap 7: mening of bedoeling van de maker? Gebruik element uit de bron!

Slide 102 - Slide

symbolen/tekens
je ziet de vlag met hamer en sikkel: symbool voor het communisme

5
titel/tekst?
"No admittance " = geen toegang
|"by order Joe" = in opdracht van Joe
2
opdracht?
Wat is de boodschap van de maker van de bron?
Hoe weet je dat?
Gebruik een bronelement!
1
onderwerp? Personen?
Onderwerp: Het IJzeren Gordijn en de gevolgen ervan
Personen: De man die onder het gordijn wil kijken is Churchill (Gr. Brit.)_
Verder zie je nog mensen die vluchten vanuit het oosten.
3
Tijd? Jaartal?
Het term IJzeren Gordijn werd vlak na WO II gebruikt door Churchill dus het speelt zich af na 1945.
4
tegenstellingen? Overdrijvingen?
De SU zie je achter het IJzeren Gordijn, je ziet donkere wolken, een stad met stinkende fabrieken en een bewaker op de grens (boven). De SU/oostblokkant wordt negatief neergezet hierdoor. Mensen die vluchten naar het westen is ook negatief voor het oosten.
6
mening/boodschap/bedoeling?
De SU ziet hij als een bedreiging: donkere wolken, vluchtende mensen, bewaker.
Het Westen wil graag weten wat er gebeurt: Churchill probeert stiekem onder het Gordijn door te kijken om erachter te komen wat de Sovjets allemaal aan het doen zijn.
7

Slide 103 - Slide

probeer het nu eens helemaal zelf....!
opdracht: wat is de mening van de maker van de spotprent OF wat is de boodschap?
=> volg het stappenplan!

Slide 104 - Slide

Slide 105 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 106 - Open question

Slide 107 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 108 - Open question

Slide 109 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 110 - Open question

Slide 111 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 112 - Open question

Slide 113 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 114 - Open question

Slide 115 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 116 - Open question

Slide 117 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 118 - Open question

Slide 119 - Slide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 120 - Open question

extra materiaaal:

herhaling uitleg dmv filmpjes....

Slide 121 - Slide

Slide 122 - Video

Slide 123 - Video

Slide 124 - Video

Slide 125 - Video

Vaardigheden 

Slide 126 - Slide

Vaardigheden (leerlingendocument)

Slide 127 - Slide

Vaardigheid 8: Betrouwbaarheid van bronnen
1. Wanneer is de bron gemaakt?
2. Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
3. Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 128 - Slide

Historische vaardigheden: wat moet je kunnen?
1 - Feit en mening
2 - Oorzaak en gevolg
3 - Soorten bronnen

5- verandering en continuiteit 
6-  Hoe betrouwbaar is de bron
is de bron representatief voor die tijd
7- Standplaatsgebondenheid van de bron
8- inleven/mening vormen


Slide 129 - Slide

Aan de slag!
Keuze met je buur, of alleen

1) Je gaat zelf met behulp van je laptop of boek 4 bronnen zoeken over de Tweede Wereldoorlog.
  • 1) geschreven bron
  • 2) ongeschreven bron
  • 3) primaire bron
  • 4) secundaire bron
Je slaat de bronnen op in een document en schrijft er een kleine uitleg bij (3 regels)
Opsturen via teams.
timer
10:00

Slide 130 - Slide

Welke 4 stappen zijn er voor het werken met bronnen?

Slide 131 - Open question