V2 H1 wederkerend werkwoord, NG, werkwoordelijke uitdrukking

V2 H1 wederkerend werkwoord 

1. Open je huiswerkopdrachten
2. Sluit je MacBook
3. Wacht rustig tot ik begin
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V2 H1 wederkerend werkwoord 

1. Open je huiswerkopdrachten
2. Sluit je MacBook
3. Wacht rustig tot ik begin

Slide 1 - Slide

Grammatica (periode 3)
Zinsdelen:
  • Maak altijd een print screen, zodat je zinsdeelstreepjes kunt plaatsen.
  • Maak de oefeningen volgens de planning >> methode
  • Vraag wanneer nodig
  • Vooruit werken mag!

Slide 2 - Slide

H1 - benodigde voorkennis
* Naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
* Werkwoordelijke uitdrukkingen 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Voorbeeld WG / NG
A Ik heb een heerlijke hotdog gegeten.
B Ik ben de Nederlands kampioen hotdogs eten. 

Vraag: In welke zin vind je een NG?

Slide 5 - Slide

Voorbeeld WG / NG, notatie:
B Ik ben de Nederlands kampioen hotdogs eten. 

NG = ben [de Nederlands kampioen hotdogs eten]
Het naamwoordelijk deel staat tussen [ .. ] vierkante haakjes

Slide 6 - Slide

1 NG en WG samengevat
Een gezegde is alles wat je van iemand of iets kunt zeggen.
* NG: Wat iemand IS - vervang het ww door zijn/ worden/ blijven, zet het naamwoordelijke deel tussen [...]
* WG: Wat iemand DOET - noteer alle werkwoorden

Slide 7 - Slide

2 Werkwoordelijke uitdrukking
A Een combinatie van een werkwoord met meerder woorden:
B Bevat een figuurlijke uitdrukking
C Je kunt de uitdrukking niet veranderen!
Voorbeeld:
A Iemand voor het lapje houden (B iemand voor de gek houden)
C Mensen voor de lapjes houden -> Kan niet.

Slide 8 - Slide

Over naar...:
3 het wederkerend werkwoord

Slide 9 - Slide

5

Slide 10 - Video

00:42
Noem zelf 3 werkwoorden die wederkerend zijn:

Slide 11 - Open question

02:25
Het toevallig wederkerend voornaamwoord hoort bij het ...
A
gezegde
B
lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

02:57
Het zinsdeel 'mij' hoort in deze zin bij een ..
A
toevallig wederkerend werkwoord (dus lv)
B
verplicht wederkerend werkwoord (dus wg)

Slide 13 - Quiz

04:05
Het werkwoord 'vergissen' is een ...
A
verplicht wederkerend ww (dus mij = wg)
B
toevallig wederkerend ww (dus mij = lv)

Slide 14 - Quiz

05:09

Slide 15 - Link

Je hebt geleerd over:
* Het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
* Werkwoordelijke uitdrukkingen
* Wederkerend werkwoord

Slide 16 - Slide

Benoem het wederkerend ww

Slide 17 - Slide

1. Wij misdragen ons.

A
Wij
B
misdragen
C
ons

Slide 18 - Quiz

2. Niels en Stan nemen zich elke dag voor om niet te veel te kletsen tijdens mijn les.
A
nemen ..... voor (voornemen)
B
zich
C
elke dag
D
kletsen

Slide 19 - Quiz

3. Francien verslikt zich in die enorme zuurtjes van jou.
A
zich
B
jou
C
zuurtjes
D
verslikt

Slide 20 - Quiz

4. Wij bemoeien ons niet met jouw zaken!
A
bemoeien
B
ons
C
jouw
D
zaken

Slide 21 - Quiz

5. Moet je je nog wassen?
A
Moet
B
je
C
nog
D
wassen

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
  • Maak H1 grammatica wederkerend werkwoord

Klaar?
  • Maak H2 voorzetselvoorwerp. 
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Afsluiting
* Tafels en stoelen graag aanschuiven.
* Maak H1 en H2 af voor aanstaande maandag.
* Volgende week woensdag je leesboek mee.
* H3 moet de week erop gemaakt worden. 

Slide 24 - Slide