overzicht en voorbereiding Schritt 1-8

die Prüfung: am 5. Oktober
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

die Prüfung: am 5. Oktober

Slide 1 - Slide

Opbouw

Toetsduur 60
Weging 2
Aantal opgaven 55
Te behalen punten 60
Cesuur N= 0
Toegestane hulpmiddelen geen
Instructie Maak deze toets op Gemini papier.
Schrijf niet met een potlood.

Slide 2 - Slide

Ga naar cijfers berekenen.nl
Bij hoeveel punten heb je een 5,5?
( punten: 60 normeringsterm: 0,0)
A
30,5
B
33,5
C
49,5
D
36,5

Slide 3 - Quiz

Opbouw
HÖREN (5P)
LESEN (5P)

Slide 4 - Slide

Maak de leesopdracht die uit een toets komt.
Klik op de puntencategorie die past.

A
Ik had minder dan 5 punten
B
Ik had 5 of 6 punten
C
Ik had meer dan 6 punten

Slide 5 - Quiz

Vokabeln

Vertaal het Nederlandse woord naar het Duits. (15P)
Vertaal de onderstreepte woorden naar het Nederlands. (5P)

Slide 6 - Slide

Ik vergeet een hoofdletter.
Hoeveel punten kost dat?
A
o
B
0,5
C
1

Slide 7 - Quiz

Ik maak een schrijffoutje.
Hoeveel punten kost dat?
A
o
B
0,5
C
1

Slide 8 - Quiz

Ik maak een schrijffoutje en de betekenis van het woord verandert
Hoeveel punten kost dat?
A
o
B
0,5
C
1

Slide 9 - Quiz

Ik schrijf der ipv das (enz)
Hoeveel punten kost dat?
A
o
B
0,5
C
1

Slide 10 - Quiz

Redemittel 10P
Je kunt jezelf voorstellen.
Je kunt vragen hoe het met iemand gaat en reageren op wat iemand zegt.
Schrijf op hoe het in het Duits gezegd wordt. (3x)
 Beantwoord de vragen/opmerkingen in het Duits. Gebruik hele zinnen. (2x)

Slide 11 - Slide

Schrijf op hoe het in het Duits wordt gezegd: Wie is dat?

Slide 12 - Open question

Grammatik
Vraagwoorden gebruiken.
 Vertaal de woorden die in de kantlijn staan. (5P)

Slide 13 - Slide

Vertaal:
hoe

Slide 14 - Open question

Vertaal:
waarvandaan

Slide 15 - Open question

Haben en sein (7pt)

Slide 16 - Slide

Ich ______ einen Hund. Er heißt Max.
A
habe
B
bin
C
habt
D
seid

Slide 17 - Quiz


 Het persoonlijk voornaamwoord gebruiken. (3P)
 Kies de juiste vorm. (3P)

Slide 18 - Slide

Jullie
______ seid in der Schule.
A
Wir
B
Ihr
C
sie
D
Sie

Slide 19 - Quiz

Schrijf de stam van de volgende werkwoorden op. (5P)
Stam van een werkwoord vinden:

Hele werkwoord - (e)n

Voobeelden
machen- mach
feiern- feier

Slide 20 - Slide

Geef de stam van het werkwoord
lernen

Slide 21 - Open question

Geef de stam van het werkwoord
wandern

Slide 22 - Open question