2H6 - oefentoets H1-4

• Godsdienst
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

2H6 - oefentoets H1-4

Wat betekent 'Evangelie'?

1. Slecht nieuws
2. Verhaal van Jezus
3. Goede boodschap
4. Verhaal over engelen

Wie is geen schrijver van een Evangelie?

1. Marcus
2. Lucas
3. Johannes
4. Paulus

Wat is een profetie?

1. Een soort voorspelling
2. Een mooi lied
3. Een professor die eet
4. Een boodschapper van God

Pax Romana is...

1. ... Romeinse vrede
2. ... vrede van Christus
3. ... vrede van de keizer
4. ... Herodiaanse vrede

Opdracht 4 - Waar zal Jezus volgens Micha worden geboren?

Wat is een protectoraat?

1. Een bezet gebied
2. Een plaatsvervanger
3. Een duur horloge
4. Een Romeinse keizer

Wat betekent de naam 'Jezus'?

1. Zoon van God
2. God redt
3. Gezalfde
4. Bijzonder kind

Wat betekent Immanuël?

1. God redt
2. God leeft
3. God met ons
4. God regeert

De geboorte van Jezus wordt herdacht met?

1. Kerst
2. Pasen
3. Pinksteren
4. Hemelvaart

Toen Jozef ontdekte dat Maria zwanger was

1. Besloot hij met haar te trouwen.
2. Wilde hij de verloving uitmaken.
3. Stuurde hij Maria een tijdje elders.
4. Verscheen hem een engel die zei dat hij naar Egypte moest gaan.

Waarom is het zo bijzonder dat de herders worden uitgenodigd voor het feestje?

1. Ze werden midden in de nacht uitgenodigd
2. Ze waren buitenbeentjes
3. Ze waren geen familie
4. Wie moest er dan op hun schapen passen?

Hoe vonden de wijzen de weg naar de stal?

1. door de kerstverlichting
2. door een ster
3. doordat iemand de weg wees
4. omdat de profeten het hadden voorgezegd

Wat betekent 'Messias'?

1. God redt
2. redder
3. gezalfde
4. leider

Wat betekent 'Christus'?

1. Redder
2. Messias
3. Heer
4. Gezalfde

Hoe noemt Jezus zichzelf?

1. De redder van de wereld
2. Het licht van de wereld
3. De genezer van de wereld
4. De profeet van de wereld

De adventstijd is voor christenen de aanloop tijd naar kerst. Hoe lang duurt deze periode?

1. 4 dagen
2. 4 weken
3. 2 dagen
4. 2 weken

Wat betekent het woord
'Advent'?

1. Komst
2. Kaarsen
3. Aftellen
4. Licht

Wat betekent het woord discipel?

1. leraar
2. leerling
3. familie
4. kind

Met de term "koninkrijk van God" bedoelt Jezus

1. de tijd waarin Gods macht over heel de wereld zichtbaar wordt
2. de hemel
3. Kanaän, het land waar Israël woont

Welk beroep had Zacheüs?

1. Wetgeleerde
2. Soldaat
3. Belastinginner (tollenaar)
4. Priester

Waarom werd Zacheüs door de mensen buitengesloten?

1. Omdat hij teveel belasting vroeg
2. Omdat hij geld in zijn eigen zak stak
3. Omdat de mensen een hekel hadden aan tollenaren
4. Alle drie zijn waar

Wat belooft Zacheüs te zullen doen?

1. de helft van zijn bezit aan de armen geven
2. 4x zoveel terug te geven aan de mensen die teveel hebben betaald
3. niet meer teveel te vragen
4. dit allemaal

Wat is een Gelijkenis?

1. Een waargebeurd verhaal in de tijd van Jezus
2. Een voorbeeldverhaal over Gods nieuwe wereld.
3. Een sprookje met een moraal.
4. Een wiskundige term waar je iets van kunt leren.

Wat is geen kenmerk van een gelijkenis?

1. Het gaat over het dagelijks leven
2. Het verhaal heeft een verrassende wending
3. Het is bedoeld om iets te leren
4. Het verhaal is waargebeurd

Wat wil het verhaal van de verloren zoon ons leren over de Here God?

1. Dat Hij blij is als mensen spijt hebben en willen terugkomen bij Hem
2. Dat als je het verprutst hebt je niet bij Hem hoeft aan te kloppen
3. Dat je hard moet werken om het weer goed te maken.

Wat is het bijzondere in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan?

1. Dat die man halfdood wordt achtergelaten
2. Dat hij geen hulp krijgt van priester en leviet
3. Dat hij wel hulp krijgt van een vijand
4. B en C zijn waar

Wat is niet waar voor een wonder?

1. Je kunt het verklaren
2. Je bent er van onder de indruk
3. Het kan iets heel bijzonders zijn
4. Het kan iets heel normaals zijn

Waardoor kon Jezus wonderen doen?

1. Hij was de Zoon van God
2. Hij had toverformules
3. Hij bezat bijzondere kracht
4. Hij was heel sterk

Waarom deed Jezus wonderen?

1. Omdat hij beroemd wilde worden
2. Om de mensen te vermaken
3. Omdat hij van de mensen houdt
4. Omdat hij zich verveelde

Als Jezus zieken geneest, valt het volgende op:

1. Hij geneest mensen die eigenlijk niet te genezen zijn
2. Jezus stuurt soms mensen weg
3. Hij gebruikt hulpmiddelen of formules
4. het kost geld