Spelling les 2.8

Talent Spelling H2.8

Pak voor je:
- Laptop (Lessonup)
- aantekeningenschrift
- pen'

Wat gaan we doen:

- PTA samenvatting
- Korte terugblik vorige les


Leerdoelen:
  • Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen.
  • Ik weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken. 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Talent Spelling H2.8

Pak voor je:
- Laptop (Lessonup)
- aantekeningenschrift
- pen'

Wat gaan we doen:

- PTA samenvatting
- Korte terugblik vorige les


Leerdoelen:
  • Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen.
  • Ik weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken. 

Slide 1 - Slide

Vorige lessen:
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • persoonsvorm verleden tijd 
  • voltooid deelwoord
  • dicteewoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Het werkstuk ...... (worden t.t.) te laat ingeleverd.

Slide 4 - Open question

Het werkstuk ...... (worden t.t.) te laat ingeleverd.

1. het werkstuk = het  
2. ik-vorm +t
3. ik word +t     
4. wordt             

Slide 5 - Slide

De conciërge .......... (houden t.t.) de leerlingen goed in de gaten.

Slide 6 - Open question

De conciërge ....... (houden t.t.) de leerlingen goed in de gaten.
1. de conciërge = hij  
2. ik-vorm + t
3. ik houd + t   
4. houd         

Slide 7 - Slide

Het schoolfeest ........... (luiden t.t.) het begin van het schooljaar in.


Slide 8 - Open question

Het schoolfeest ........... (luiden t.t.) het begin van het schooljaar in.
1. het schoolfeest = het 
2. ik-vorm +t
3. ik luid +t     
4. luid         

Slide 9 - Slide

Het schoolfeest ........... (luiden v.t.) het begin van het schooljaar in.


Slide 10 - Open question

Het schoolfeest ........... (luiden v.t.) het begin van het schooljaar in.
1. het schoolfeest = het 
2. ik-vorm +de/te
3. stam = lui  
4. in 't ex-kofschip?
5. nee - dus +de
6. luid +de
7. luidde          

Slide 11 - Slide

Het grote huis .................... (branden v.t.) tot de grond toe af.


Slide 12 - Open question

Het grote huis .................... (branden v.t.) tot de grond toe af.

1. het grote huis = het 
2. ik-vorm +de/te
3. stam = bran  
4. in 't ex-kofschip?
5. nee - dus +de
6. brand +de
7. brandde          

Slide 13 - Slide

Doel van deze les
  • het voltooid deelwoord
  • splitsbare werkwoorden
  • hoofdletters
  • dicteewoorden

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 16 - Open question

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 17 - Open question

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Slide 18 - Open question

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

hoofdletters

Slide 22 - Slide

Wanneer een 
hoofdletter?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

met hoofdletter
zonder hoofdletter
coevorden
joris
hond
nederlands
zomer
september

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Wanneer gebruik je geen hoofdletters?
A
Begin van de zin
B
bij namen
C
bij cijfers en getallen
D
bij aardrijkskundige namen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Bij welke naam zijn de hoofdletters juist geschreven?
A
E.D. Van der Heijde
B
van der Heijde
C
mevrouw Van der Heijde
D
mevrouw van der Heijde

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Punt en komma
Punt
  • Aan het eind van een zin
  • Bij afkortingen, bijvoorbeeld: a.u.b., bijv., blz. en m.b.v.

Slide 31 - Slide

komma ,
  • Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 32 - Slide

Toen we door het winkelcentrum liepen begon het te regenen. Waar zet je de komma?
A
Toen we door het winkelcentrum liepen, begon het te regenen.
B
Toen we door het winkelcentrum liepen begon het te regenen.
C
Toen we, door het winkelcentrum, liepen begon het te regenen.

Slide 33 - Quiz

Waar moet de komma?
A
Ik rijd hard want ik heb haast.
B
Ik rijd hard, want ik heb haast.
C
Ik rijd hard want, ik heb haast.

Slide 34 - Quiz

In welke zin staat de komma / staan de komma's op de juiste plek?
A
Ik ben te laat omdat, ik me verslapen heb.
B
Ik lust graag ijs, chocola, chips, en taart.
C
Als ik tennis, voetbalt mijn broertje.
D
Peter wil jij de afwas doen?

Slide 35 - Quiz

Hoofdletters, hoe zat het ook alweer? Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 36 - Open question

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 37 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters

het vliegveld van het spaanse eiland is afgesloten

Slide 38 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters.

's avonds gaan we sinterklaas vieren

Slide 39 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:

de training ging niet door want bijna iedereen was op vakantie


Slide 40 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:

maria laadde de boodschappen twee flessen frisdrank en een pak vla in de achterbak van de volvo

Slide 41 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:

sinds ik in de derde zit snap ik hoe ik komma's in de zin moet plaatsen

Slide 42 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:

omdat ik nu jarig ben trakteer ik op taart

Slide 43 - Open question

Maken: les 2.8 spelling - opdr. 6 t/m 9         
timer
10:00
Klaar?
  • Controleer of je 1.7, 1.8 en 2.7 af hebt!
  • Test Jezelf 2.7 & 2.8

Slide 44 - Slide

Afsluiting

Slide 45 - Slide

Hoe schrijf je mijn naam?

Slide 46 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord
van 'afblijven'?

Slide 47 - Open question