Fictie & Spreekvaardigheid: Les 4

Fictie & spreekvaardigheid
Dinsdag 13 december
G1A
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Fictie & spreekvaardigheid
Dinsdag 13 december
G1A

Slide 1 - Slide

Vorige les
  • Heb je geleerd dat wat je vertelt in je pitch net zo belangrijk is als hoe je het vertelt.
  • Hebben we geoefend met lichaamstaal en stemgebruik
 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je meer over de fictiebegrippen die belangrijk zijn tijdens je pitch:
  • Fictie & non-fictie
  • Realisme
  • Hoofd- en bijpersonen 
  • Vertelpersfectief
  • Genre
  • Tijd
  • Spanning

Slide 3 - Slide

Volgende week: oefenpitch!
  • Iedereen gaat een halve minuut een elevator pitch geven.
  • Over een boek dat je al gelezen hebt (mag Wonder, maar ook een ander boek).
  • In de pitch gebruik je 1 beoordelingswoord en argument en 2 fictiebegrippen.
  • Jullie gaan elkaar feedback geven (tips & tops).
  • Oefen thuis met een timer!

Slide 4 - Slide

Pak je laptop!
Lees de komende 5 minuten zelfstandig de bekende fictiebegrippen door (slide 5 t/m 8)

Slide 5 - Slide

Fictie & non-fictie (herhaling)
Fictie
Teksten/beelden over gebeurtenissen en mensen die verzonnen zijn. Vb: leesboek, stripverhaal, film, gedicht.

Non-fictie
Teksten/beelden over de werkelijkheid, met feiten over echte mensen en gebeurtenissen, niet verzonnen. Vb: krantenbericht, schoolboek, journaal, documentaire.

Slide 6 - Slide

Realisme (herhaling)
Realistisch
Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren.

Niet-realistisch
Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen.

Slide 7 - Slide

Hoofd- en bijpersonen (herhaling)

Hoofdpersonen
Dit is de belangrijkste persoon (soms meer dan één). Van een hoofdpersoon kom je het meeste te weten, het grootste deel van het verhaal ‘beleef’ je vanuit hem/haar. Hij/zij heeft een belangrijk probleem of opdracht.

Bijfiguur
Deze personen zijn minder belangrijk en je komt over hen minder te weten.

Slide 8 - Slide

Vertelpersfectief (herhaling)
Vertelperspectief: als je een verhaal leest dan bekijk je alles vanuit een bepaalde persoon.

  • Hij-/zij-perspectief: de gebeurtenissen worden verteld door een persoon in de hij- of zij-vorm.
  • Ik-perspectief: de gebeurtenissen worden verteld door een persoon in de ik-vorm.


Slide 9 - Slide

Klap je laptop dicht!
De nieuwe fictiebegrippen bespreken we samen

Slide 10 - Slide

Genre (nieuw fictiebegrip!)
Je kunt boeken verdelen in verschillende verhaalsoorten ('genres'). Door te kijken naar welk onderwerp belangrijk is in het verhaal, kom je te weten bij welk genre een verhaal hoort.  

Voorbeelden van genres zijn avonturenverhaal, oorlogsverhaal,
liefdesverhaal, probleemverhaal, grappig verhaal, meidenverhaal, historisch verhaal of sprookje.

Slide 11 - Slide

Tijd (nieuw fictiebegrip!)
Sommige verhalen, zoals sprookjes, zijn tijdloos. In andere verhalen kan een schrijver laten zien in welke tijd het verhaal zich afspeelt door het beschrijven van:
  • Jaartal
  • Bekende historische figuren of een beroemd persoon
  • Bekende historische gebeurtenissen
  • Gebruiken, gewoontes, voorwerpen, kleding en eten uit de tijd van het verhaal
  • Omgeving in de tijd van het verhaal

Slide 12 - Slide

Spanning (nieuw fictiebegrip!)
Een schrijver kan op verschillende manieren een verhaal spannender te maken.
  • Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving.
  • De hoofdpersoon komt in een gevaarlijke situatie.
  • Het verhaal krijgt een onverwachte wending.
  • Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger
  • Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden van hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.
  • Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel.

Slide 13 - Slide

Open je laptop weer!
We gaan de nieuwe begrippen oefenen

Slide 14 - Slide

Historisch
verhaal
Fantasy
Sprookje
Liefdes-
verhaal

Slide 15 - Drag question

Hoe kun je de tijd herkennen?
Amsterdam, 1733. Vincent is de zoon van een rijke VOC -koopman. Als hij samen met een vriend een stomme streek heeft uitgehaald, wordt hij voor straf op een van zijn vaders schepen naar Indië gestuurd.

Uit: Annejoke Smids, Verlaten.

Slide 16 - Slide

Je herkent de tijd aan...
A
Jaartal
B
Bekende historische figuren
C
Gewoontes uit de tijd van het verhaal
D
Voorwerpen uit de tijd van het verhaal

Slide 17 - Quiz

Hoe kun je de tijd herkennen?
Amsterdam, 1733. Vincent is de zoon van een rijke VOC -koopman. Als hij samen met een vriend een stomme streek heeft uitgehaald, wordt hij voor straf op een van zijn vaders schepen naar Indië gestuurd.

Uit: Annejoke Smids, Verlaten.

Slide 18 - Slide

Hoe kun je de tijd herkennen?
En nu, opeens, op 7 september 1812, hield het Russische leger halt. Vlak voor de grootste stad van het land. Je kon Moskou al bijna zien liggen. De Europese indringer was al zeker duizend kilometer het land ingelopen. Pas nu, nu Napoleon al bijna bij de oude hoofdstad was, wilde de tsaar opeens korte metten met hem maken. Vlak voor Moskou zou dan eindelijk slag worden geleverd, de grootste veldslag uit de geschiedenis. Honderdduizenden mannen zouden elkaar te lijf gaan met zwaarden, lansen en kogels.
Uit: MennoHuren kamp, Koeriers voor de keizer.

Slide 19 - Slide

Je herkent de tijd aan...
A
Jaartal
B
Bekende historische figuren
C
Bekende historische gebeurtenissen
D
Voorwerpen uit de tijd van het verhaal

Slide 20 - Quiz

Hoe kun je de tijd herkennen?
En nu, opeens, op 7 september 1812, hield het Russische leger halt. Vlak voor de grootste stad van het land. Je kon Moskou al bijna zien liggen. De Europese indringer was al zeker duizend kilometer het land ingelopen. Pas nu, nu Napoleon al bijna bij de oude hoofdstad was, wilde de tsaar opeens korte metten met hem maken. Vlak voor Moskou zou dan eindelijk slag worden geleverd, de grootste veldslag uit de geschiedenis. Honderd-duizenden mannen zouden elkaar te lijf gaan met zwaarden, lansen en kogels.
Uit: MennoHuren kamp, Koeriers voor de keizer.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Welke manieren om spanning op te bouwen herken je (gevaarlijke omgeving of situatie, onverwachte wending, cliffhanger, je krijgt een vermoeden hoe het afloopt, je bent bijna bij de ontknoping)?

Slide 23 - Open question

Lesdoelen behaald?
Vingers:

  • Ik weet dat welke fictiebegrippen ik moet gebruiken tijdens mijn pitch!

Slide 24 - Slide