Fictie & Spreekvaardigheid: Les 2 - Fictiebegrippen

Fictie & spreekvaardigheid
havo 2
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fictie & spreekvaardigheid
havo 2

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planning
  • Vrijdag 11 oktober: 
50 pagina's gelezen

  • Vrijdag 25 oktober: 
Op de helft van je boek

  • Dinsdag 5 november: 
Boek is uit


Slide 3 - Slide

Vorige les
  • Heb je geleerd wat een elevator pitch is.
  • Hebben we een video gekeken met richtlijnen voor een goede elevator pitch.
 

Slide 4 - Slide

Richtlijnen
  • Ken je publiek
  • Je verhaal
  • Hou 't kort
  • Schrijf 't op
  • Houding
  • Wees duidelijk
  • Verras!

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:

  • Weet je meer over de opdracht (jullie elevator pitch).
  • Weet je welke fictiebegrippen jullie moeten behandelen in jullie elevator pitch.
 

Slide 6 - Slide

Opdracht elevator pitch
  • In groepjes van 3 of 4 lees je een boek
  • Over dit boek houden jullie een elevator pitch; een korte, overtuigende presentatie waarin je aan de klas vertelt wie dit boek zeker zou moeten lezen en waarom ze dit moeten doen! 

Slide 7 - Slide

Vereisten elevator pitch
  • Ieder groepslid is 1 minuut aan het woord
  • Jullie gebruiken een ondersteunende PowerPoint-presentatie
  • De belangrijkste elementen uit het boek, zoals het verhaal, de titelverklaring, spanning, personages, tijd, realisme, vertelperspectief, genre, fictie of non-fictie.
  • Minstens 3 op de SEXI-manier onderbouwde beoordelingswoorden, met verwijzingen naar het boek
  • Buiten de 3 of 4 minuten: voor of na de presentatie iets origineels en/of verrassends dat goed past bij het gelezen boek
  • Je wordt ook beoordeeld op je houding en manier van spreken!

Slide 8 - Slide

Fictiebegrippen
  • Fictie en non-fictie
  • Realisme
  • Personages
  • Vertelperspectief
  • Genre
  • Tijd
  • Spanning

Slide 9 - Slide

Fictie & non-fictie
  • Fictie
  • Teksten/beelden die verzonnen zijn. Vb: leesboek, stripverhaal, film, gedicht

  • Non-fictie
  • Teksten/beelden over de werkelijkheid, met feiten over echte mensen en gebeurtenissen. Vb: krantenbericht, schoolboek, journaal, documentaire

Slide 10 - Slide

Realisme
  • Realistisch
  • Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren

  • Niet-realistisch
  • Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren

Slide 11 - Slide

Hoofd- en bijpersonen
  • Hoofdpersonen
  • Dit is de belangrijkste persoon (soms meer dan één). Van een hoofdpersoon kom je het meeste te weten, het grootste deel van het verhaal ‘beleef’ je vanuit hem/haar. Hij/zij heeft een belangrijk probleem of opdracht

  • Bijfiguur
  • Deze personen zijn minder belangrijk en je komt over hen minder te weten

Slide 12 - Slide

Vertelpersfectief
  • Vertelperspectief: als je een verhaal leest dan bekijk je alles vanuit een bepaald persoon.

  • Hij-/zij-perspectief: de gebeurtenissen worden verteld door een persoon in de hij- of zij-vorm
  • Ik-perspectief: de gebeurtenissen worden verteld door een persoon in de ik-vorm


Slide 13 - Slide

Genre
  • Je kunt boeken verdelen in verschillende verhaalsoorten ('genres'). Door te kijken naar welk onderwerp belangrijk is in het verhaal, kom je te weten bij welk genre een verhaal hoort

  • Voorbeelden van genres zijn avonturenverhaal, oorlogsverhaal, liefdesverhaal, probleemverhaal, grappig verhaal, meidenverhaal, historisch verhaal of sprookje

Slide 14 - Slide

Tijd
Sommige verhalen, zoals sprookjes, zijn tijdloos. In andere verhalen kan een schrijver laten zien in welke tijd het verhaal zich afspeelt door het beschrijven van:
  • Jaartal
  • Bekende historische figuren of een beroemd persoon
  • Bekende historische gebeurtenissen
  • Gebruiken, gewoontes, voorwerpen, kleding en eten uit de tijd van het verhaal
  • Omgeving in de tijd van het verhaal

Slide 15 - Slide

Spanning
Een schrijver kan op verschillende manieren een verhaal spannender te maken:
  • Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving
  • De hoofdpersoon komt in een gevaarlijke situatie
  • Het verhaal krijgt een onverwachte wending
  • Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger
  • Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden van hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit
  • Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel

Slide 16 - Slide

Open je laptop!
We gaan de fictiebegrippen oefenen

Slide 17 - Slide

Het boek dat ik met mijn groepje lees, is...
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 18 - Quiz

Wie zijn de hoofd- en bijpersonen in Donald Duck?

Slide 19 - Open question

Wie zijn de hoofd- en bijpersonen in Harry Potter?

Slide 20 - Open question

Historisch
verhaal
Fantasy
Sprookje
Liefdes-
verhaal

Slide 21 - Drag question

Hoe herken je de tijd in deze tekst?
En nu, opeens, op 7 september 1812, hield het Russische leger halt. Vlak voor de grootste stad van het land. Je kon Moskou al bijna zien liggen. De Europese indringer was al zeker duizend kilometer het land ingelopen. Pas nu, nu Napoleon al bijna bij de oude hoofdstad was, wilde de tsaar opeens korte metten met hem maken. Vlak voor Moskou zou dan eindelijk slag worden geleverd, de grootste veldslag uit de geschiedenis. Honderd-duizenden mannen zouden elkaar te lijf gaan met zwaarden, lansen en kogels.
Uit: MennoHuren kamp, Koeriers voor de keizer.

Slide 22 - Slide

Je herkent de tijd aan...
A
Jaartal
B
Bekende historische figuren
C
Bekende historische gebeurtenissen
D
Voorwerpen uit de tijd van het verhaal

Slide 23 - Quiz

Hoe herken je de tijd?
En nu, opeens, op 7 september 1812, hield het Russische leger halt. Vlak voor de grootste stad van het land. Je kon Moskou al bijna zien liggen. De Europese indringer was al zeker duizend kilometer het land ingelopen. Pas nu, nu Napoleon al bijna bij de oude hoofdstad was, wilde de tsaar opeens korte metten met hem maken. Vlak voor Moskou zou dan eindelijk slag worden geleverd, de grootste veldslag uit de geschiedenis. Honderd-duizenden mannen zouden elkaar te lijf gaan met zwaarden, lansen en kogels.
Uit: MennoHuren kamp, Koeriers voor de keizer.

Slide 24 - Slide

Is jullie boek realistisch of niet? Leg uit!

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Video

Welke manieren om spanning op te bouwen herken je (gevaarlijke omgeving of situatie, onverwachte wending, cliffhanger, je krijgt een vermoeden hoe het afloopt, je bent bijna bij de ontknoping)?

Slide 27 - Open question

Overleg met je groepje: welk genre is jullie boek, denken jullie?

Slide 28 - Open question

Ik weet dat welke fictiebegrippen we moeten gebruiken tijdens onze elevator pitch!
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll