11/11

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

PAST SIMPLE

Verleden tijd

unit 2

At the end of this lesson you can make questions and negative in the past simple

Welke tijd werd gebruikt in deze fragment? Hoe weet je dat?

Past simple = verleden tijd

Je gebruikt de past simple als je het hebt over een gebeurtenis in het verleden. 

Vaak staat in de zin LADY = Last/ Ago/ Date /Yesterday

Je plakt -(e)d achter het  regelmatige werkwoord om het in de past simple te zetten.

Past simple = verleden tijd

They climbed that mountain in 1987.

We visited the zoo last Friday.                      

He stopped to take a picture.                       

The monkey tried to steal my necklace.

Past simple = questions

1. Als de werkwoorden be (was/were), would en could in de zin staan, zet je die aan het begin van de zin om een vraag te maken.

Your friend was glad to see me -->  

Was your friend glad to see me?

Past simple = questions

2. Bij andere werkwoorden heb je het hulpwerkwoord did nodig. Daarna verander je het werkwoord in het hele werkwoord!

regel: DID .... (onderwerp).....HELE WERKWOORD (- ed of rijtje 1)

I jumped far enough --> Did I jump far enough?

I was wrong about you.
Welke vragende zin is juist?

1. I was wrong about you?
2. Were I wrong about you?
3. Was I wrong about you?

You were on time for the show.
Welke vragende zin is juist?

1. You weren't on time for the show?
2. Weren't you on time for the show?
3. You were on time for the show?
4. Were you on time for the show?

Maak van deze zin een correcte vraag:
You walked to school.

Maak van deze zin een correcte vraag:
Tim went to the store.

Maak van deze zin een correcte vraag:
My parents were late.

Maak van deze zin een correcte vraag:
Casper sang beautifully.

Past simple = ontkenningen

1. Als de werkwoorden to be (was/were), would en could in de zin staan, zet je not of n't achter het werkwoord

Your friend was glad to see me --> Your friend wasn't glad to see me

Past simple = ontkenningen

2. Bij andere werkwoorden voeg je (did not / didn't) toe aan de zin. Het hoofdwerkwoord verandert in het hele werkwoord! 

Regel: DIDN'T of DID NOT + HELE WERKWOORD ( -ed of rijtje 1)

I jumped far enough --> I didn't jump far enough

I went to school last week.
Welke ontkennende zin is juist?

1. I didn't went to school last week.
2. I didn't go to school last week.
3. I don't went to school last week.
4. I don't go to school last week.

Maak een ontkennende zin:
You were at the game yesterday.

Maak deze zin ontkennend:
He caught the ball.

Maak deze zin ontkennend:
We saw the film.

He could believe we won.

Exit ticket> Write a sentence in the past tense about yesterday.
Then make question and negative of it:

Leerdoel bereikt?
I can make questions and negative sentences in the past simple.

1. Yes
2. Almost, I need more practice.
3. No, I need more explanation.

Ex 6+7 p. 54

klaar??

onregelmatige werkwoorden via studygo!

www.englisch-hilfen.de

https: