H75 - lijdend voorwerp

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Slide

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Schrijversbezoek
Elke donderdag lezen we samen uit dit boek.

Slide 4 - Slide

Vandaag ...
  • Terugblik zinsdelen
  • Theorie H75 - Lijdend voorwerp 
  • Werkblad
  • Oefenen
Doelen van de les: Je kunt het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 5 - Slide

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm;
  2. verdeel de zin in zinsdelen;
  3. er staat één zinsdeel voor de persoonsvorm; 
  4. de werkwoorden zijn aparte zinsdelen. 

Slide 6 - Slide

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 7 - Slide

Het onderwerp
Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
  • Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
      > het antwoord op deze vraag is het onderwerp.



Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Een zin bevat een werkwoordelijk gezegde (wg):
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.
  • Bestaat uit de persoonsvorm + overige werkwoorden.
  • Als de zin alleen een persoonsvorm heeft, is de persoonsvorm óók het werkwoordelijk gezegde.

VB: De voorzitter van de club / heeft / na afloop van het toernooi / de prijzen / uitgereikt.
pv = heeft
wg = heeft uitgereikt
ow = de voorzitter van de club


Slide 9 - Slide

Terugblik

Slide 10 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'In het voorjaar kochten de toeristen een bosje tulpen.'
A
In het voorjaar
B
kochten
C
de toeristen
D
een bosje tulpen

Slide 11 - Quiz

De woorden in grote letters vormen samen één compleet zinsdeel?

'Mijn vader bakt DE LEKKERSTE APPELTAARTEN van de wereld.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

'Vandaag maak ik eindelijk mijn presentatie af.'

In deze zin is 'maak' het werkwoordelijk gezegde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in de volgende zin:

Ondanks de tegenvaller zou je niet zo teleurgesteld moeten zijn.

Slide 14 - Open question

Wat weet je nog van het lijdend voorwerp?

Slide 15 - Mind map

Lijdend voorwerp
Naast de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) kan een zin een lijdend voorwerp (lv) bevatten.
   

LET OP: Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp!

In het kort: Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag:
  • 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'  

Slide 16 - Slide

Lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp?

  1. Je zoekt de persoonsvorm.
  2. Vervolgens zoek je het onderwerp (Wie/Wat + pv?)
  3. Je noteert het werkwoordelijk gezegde

-> Stel de vraag: Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp. 

Slide 17 - Slide

Wat is het onderwerp?
gekeken.
Het onderwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 18 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
gekeken.
Het werkwoordelijk gezegde
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 19 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 20 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
altijd 
Het lijdend voorwerp

Waar
zet
jij 
jouw racefiets
neer?

Slide 21 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

'Mijn moeder zit een skypegesprek te voeren met haar zus in Spanje.'
A
mijn moeder
B
een skypegesprek
C
met haar zus
D
met haar zus in Spanje

Slide 22 - Quiz

Lijdend voorwerp
KORTOM:

  • Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag: 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'

Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enz.)

Slide 23 - Slide

Aan de slag!
Maak de opdrachten op het werkblad. 
Ga daarna verder met H75: opdr. 3 t/m 6
blz. 154/155

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Maak de opdrachten op het werkblad. 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 24 - Slide

Huiswerk
Maandag 10 februari: 
H75: opdr. 3 t/m 6
snelhechter meenemen 

Slide 25 - Slide

Huiswerk
Donderdag 16 november:
  • H22: opdr. 1 t/m 5

Slide 26 - Slide