This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
- Geeft aan van wie iets is (bezit)
- Het kan géén zn vervangen
- Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord
- Soms staat er een bijv. nw tussen-->mijn nieuwe fiets
- Tip: vul je een naam in--> je hoort dan naam +S
Jouw kat loopt buiten in de regen.
Luuks kat loopt buiten in de regen.
HOOFDTELWOORDEN
Hoofdtelwoorden zeggen altijd iets over het
aantal of de hoeveelheid mensen, dieren of dingen.
Bij een bepaald hoofdtelwoord (bhtw) weet je precies wat het aantal is (3, 12, 514, etc.).
Bij een onbepaald telwoord (ohtw) weet je het precieze aantal niet (weinig, veel, sommige, etc).
RANGTELWOORDEN
Rangtelwoorden zeggen iets over de rang en worden gevormd met -de of -ste.
Bij een bepaald rangtelwoord (brtw) weet je precies hoeveelste iets of iemand is (eerste, tweede, achtste, etc.).
Bij een onbepaald rangtelwoord (ortw) weet je de precieze hoeveelheid niet (hoeveelste, laatste, zoveelste)
Bepaald: precieze hoeveelheid of rang
Onbepaald: onnauwkeurige hoeveelheid of rang
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.