This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
klas H3: Begrijpend lezen NN6
Hoofdstuk 2
Vaste tekststructuren (2)
Slide 1 - Slide
Leerdoelen:
Je kunt na deze lessen:
verschillende vaste tekststructuren herkennen.
de tekst opdelen in betekenisvolle stukken en de functie van deze stukken benoemen.
Slide 2 - Slide
Wat klopt er niet als je kijkt naar onderstaande tekststructuur?
De mode ver vooruit
[1] Neanderthalers, mensen uit de prehistorie, hebben geen rotstekeningen van zichzelf achtergelaten. Hoe ze eruitzagen, weten we alleen door reconstructies. En eventuele kleren die ze droegen, zijn al lang en breed vergaan. Hoe weten we dan of ze eigenlijk wel kleding droegen?
[2] De neanderthalers ontwikkelden zich zo’n 250.000 jaar geleden en woonden in Europa. Ze waren wat kleiner en steviger dan de moderne mens. 35.000 jaar geleden waren ze echter uitgestorven. Er zijn onderzoekers die denken dat de neanderthalers door een nieuwe mensensoort verdrongen zijn. Anderen menen dat ze het moeilijk kregen toen een deel van hun favoriete prooidieren (zoals mammoeten) uitstierven. Weer anderen houden het erop dat ze simpelweg te weinig nakomelingen kregen om zich te kunnen handhaven.
[3] Het is dus nog steeds de vraag wat een einde maakte aan het bestaan van de eerste Europeanen. Maar wetenschappers en archeologen laten zich niet zo snel ontmoedigen. Bovendien komen we via nieuwe onderzoekstechnieken steeds meer te weten over vroeger.
Naar: Mark Traa, Quest Historie, nr. 3, 2017
Slide 3 - Slide
Wat klopte er niet als je kijkt naar de tekststructuur van de vorige dia?
Slide 4 - Open question
Vaste tekststructuren
De meeste teksten hebben een inleiding, een middenstuk en een slot. Ze zijn vaak opgebouwd volgens een vaste structuur (probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur en verleden-heden(-toekomst)structuur).
We kennen ook nog:
argumentatiestructuur
aspectenstructuur
voor- en nadelenstructuur
vraag-antwoordstructuur
Slide 5 - Slide
argumentatiestructuur
inleiding
stelling, standpunt (evt. als vraag)
middenstuk
argumenten voor de stelling
tegenargumenten (+weerlegging)
slot
herhaling stelling (of beantwoording van de vraag)
Slide 6 - Slide
aspectenstructuur
inleiding
onderwerp
middenstuk
diverse aspecten van het onderwerp
slot
samenvatting
Slide 7 - Slide
voor- en nadelenstructuur
inleiding
middenstuk
afweging en conclusie
inleiding
vraag of stelling
middenstuk
voor- en nadelen
slot
Slide 8 - Slide
vraag-antwoordstructuur
inleiding
middenstuk
inleiding
vraag
middenstuk
antwoorden
slot
samenvatting of conclusie
Slide 9 - Slide
De tekststructuur waarbij de inleiding begint met het onderwerp, het middenstuk bestaat uit diverse aspecten en het slot bestaat uit een samenvatting noem je een..................................structuur
A
vraag/antwoord structuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelen structuur
D
argumentatiestructuur
Slide 10 - Quiz
De tekststructuur waarbij de inleiding begint met het vraag, het middenstuk bestaat uit diverse antwoorden en het slot bestaat uit een samenvatting noem je een..................................structuur
A
vraag/antwoord structuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelen structuur
D
argumentatiestructuur
Slide 11 - Quiz
De tekststructuur waarbij de inleiding begint met een vraag of een stelling, het middenstuk bestaat uit voor- en nadelen en het slot bestaat uit een afweging of conclusie noem je een..................structuur