This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
lidwoord
werk-
woord
zelfst
naamw
bijv
naamw
voorzetsel
het
de
een
werkt
gekeken
graai
lucht
gaten
olifant
gouden
deftige
knappe
achter
onder
tussen
Slide 4 - Drag question
Wat is het onderwerp?
De docent vindt dit een heel leuk onderwerp.
Slide 5 - Open question
Wat zijn voegwoorden?
A
tulp, school, hond
B
hij, het, wij
C
de, het, een
D
en, omdat, want
Slide 6 - Quiz
Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord. Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want
Slide 7 - Quiz
Wat is het voegwoord? Hij kwam te laat, omdat hij zich verslapen heeft.
A
verslapen
B
kwam
C
hij
D
omdat
Slide 8 - Quiz
Herken de samengestelde zinnen.
A
Ik vind het fijn dat het mooi weer is.
B
De kinderen houden niet erg van skaten.
C
Een lange zin is niet altijd samengesteld.
D
Als je de stof herhaalt, onthoud je meer.
Slide 9 - Quiz
Wat is de eerste stap als je samengestelde zinnen moet ontleden?
A
Kijken of er een voegwoord is
B
Kijken of er een woordje tussen het ow en pv staat
C
Kijken of je een woordje tussen ow en pv kan zetten
D
De persoonsvormen zoeken
Slide 10 - Quiz
Rembrandt ging in de leer bij een meester-schilder, omdat hij goed kon tekenen.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.
Slide 11 - Open question
Dinosauriërs zijn uitgestorven doordat _______.
Kies de juiste volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm.
A
een meteoriet op de aarde viel
B
een metoriet viel op de aarde
Slide 12 - Quiz
Geef aan of de volgende zinnen enkelvoudig of samengesteld zijn.
enkelvoudig
een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. Er kunnen wel meer werkwoorden zijn. Deze werkwoorden zijn samen onderdeel van het gezegde (werkwoordelijk of naamwoordelijk)
EV
samengesteld
een samengestelde zin heeft twee (of meer) persoonsvormen.
Verander de zin van tijd om te zien wat de persoonsvormen zijn.
SG
enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Tijdens de voetbalwedstrijd mogen de supporters niets drinken op de tribune.
Hoewel het kampioenschap de club niet meer kon ontgaan, bleef de trainer zenuwachtig voor de wedstrijd.
De uitblinkende middenvelder wilde nog niet zeggen of hij nog een jaar blijft.
De supporters hopen dat hij besluit nog een jaar bij hun club blijft.
Hij heeft het enorm naar zijn zin, maar een avontuur is ook interessant.
De trainer blijft nog een seizoen of hij gaat toch met pensioen.
Slide 13 - Drag question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 17 - Quiz
Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quiz
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... / De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 19 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem
Slide 20 - Quiz
Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij
Slide 22 - Drag question
Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou
Slide 23 - Drag question
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Jouw
Jullie
Uw
Wij
Hun
Ik
Slide 26 - Drag question
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem
Slide 27 - Drag question
bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder
Slide 28 - Drag question
Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.