Ik weet hoe ik me moet voorbereiden op de toets voor opdracht 1.
lknwe
Subdoelen:
- Ik weet wat de belangrijke zaken uit de toets zijn.
- Ik weet welke leerstrategieën ik kan toepassen. - Ik weet hoe de toets er ongeveer uit gaat zien met behulp van een oefentoets.
De leerdoelen: deze les
Slide 3 - Slide
Effectief leren
Leren voor geschiedenis bestaat uit veel onderdelen: Begrippen en personen stampen, samenvattingen maken en hoofdzaken uit de tekst halen.
Probeer de lesstof uit te leggen aan elkaar.
Maak eigen toetsvragen. Maak deze zelf, maar wissel er ook eens eentje uit met je klasgenoten.
Maak ezelsbruggetjes die logisch zijn voor jou.
Slide 4 - Slide
Maak een mindmap
Gebruik een A3 Zet in het midden het thema/onderwerp/hoofdstuk. Koppen hier begrippen/gebeurtenissen aan. Koppel zaken ook makkelijk aan elkaar door kleurtjes te gebruiken. Zet er geen hele zinnen neer.
Slide 5 - Slide
Begrippen/personen leren
Maak flashcards met begrippen, gebeurtenissen en personen. Aan de ene kant het woord, aan de andere kant de uitleg. Je kunt hier ook WRTS of QUIZLET voor gebruiken, maar fysiek kun je ook makkelijk stapeltjes gebruiken.
Probeer die kaartjes dan ook weer aan elkaar te koppelen.
Slide 6 - Slide
Begrippen/personen leren
Maak flashcards met begrippen, gebeurtenissen en personen. Aan de ene kant het woord, aan de andere kant de uitleg. Je kunt hier ook WRTS of QUIZLET voor gebruiken, maar fysiek kun je ook makkelijk stapeltjes gebruiken.
Probeer die kaartjes dan ook weer aan elkaar te koppelen.
Slide 7 - Slide
Laatste tips:
Maak een tijdlijn, je hoeft geen precieze jaartallen te weten, maar de volgorde wel.
Maak een relatieschema: Hier koppel je alleen personen aan elkaar en schrijf je erbij welke relatie ze hebben.
Noteer oorzaakgevolg. Dit is altijd belangrijk om uit te kunnen leggen.
Slide 8 - Slide
Vragen beantwoorden
Formuleer je antwoorden altijd zorgvuldig: - Hoofdletter
- Vraag herhalen - Punt
Bijvoorbeeld: Wat heb jij gisteren gegeten? Antwoord: Gisteren heb ik bami gegeten.
Slide 9 - Slide
Vragen beantwoorden
Wees helder in je antwoorden. Gebruik geen hij, zij etc. maaar de namen van de personen waar het om gaat.
Als er staat leg uit, leg het dan ook uit.
Als er staat: Noem twee, noem er dan ook twee.
Slide 10 - Slide
Vragen beantwoorden
Wanneer er een begrip in de vraag staat, verwerk je die altijd in je antwoorden.
Bijvoorbeeld: Leg uit wat het middel van bestaan is? Antwoord: Het middel van bestaan is ....
Slide 11 - Slide
Vragen beantwoorden
Wanneer er staat gebruik de bron, gebruik dan ook de bron.
Bijvoorbeeld: Leg uit hoe je in bron 1 kan zien dat hij het er niet mee eens is.
Antwoord: In bron 1 zie je dat hij het er niet mee eens is. Je ziet namelijk aan bron 1 dat ...
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Hoofddoel:
Ik weet hoe ik me moet voorbereiden op de toets voor opdracht 1.
lknwe
Subdoelen:
- Ik weet wat de belangrijke zaken uit de toets zijn.
- Ik weet welke leerstrategieën ik kan toepassen. - Ik weet hoe de toets er ongeveer uit gaat zien met behulp van een oefentoets.
De leerdoelen: deze les
Slide 14 - Slide
Waar: Hoe jij zelf wilt
Wat: Leren voor je toets
Wanneer: 20 minuten
Hoe: Zelf in stilte of met je buurman/buurvrouw zachtjes overleggen.