Zij is koopverslaafd, want zij koopt minstens één keer per week nieuwe kleren.
- voorbeelden
Irene is chaotisch. Gisteren had ze haar sportspullen thuis laten liggen, eergisteren was ze haar fietssleutel kwijt en vandaag liet ze haar brood op het aanrecht liggen.
- voor- en nadelen
Je moet stoppen met roken, want sigaretten zijn heel duur. (nadeel)
Laten we nu naar het strand gaan, want daar is het lekker rustig. (voordeel)
Slide 10 - Slide
Vergelijking
Het is niet raar dat ze in Brazilië op grote schaal oerwoud verbranden om landbouwgrond te creëren: in West-Europa hebben wij onszelf toch ook in de loop der jaren moeten ontwikkelen tot we een moderne samenleving zijn geworden?
Slide 11 - Slide
Causaliteit
Oorzaak en gevolg
Er zal zich in de toekomst minder geweld tegen hulpverleners voordoen, want de straffen die opgelegd worden aan overtreders, zijn inmiddels veel zwaarder geworden.
Slide 12 - Slide
Causaliteit
Doel-middelrelatie
Middel = oorzaak
Doel = gevolg
Verschil is: - bij een doel-middelrelatie wordt het middel bewust ingezet;
- bij een oorzaak-gevolgrelatie leidt het een tot het ander op een natuurlijke wijze.
Slide 13 - Slide
Drogredenen
1. Autoriteitsargument
2. Vals dilemma
3. Overhaaste generalisatie
4. Verkeerde vergelijking
5. De persoonlijke aanval
6. Het ontduiken van bewijslast
7. De cirkelredenering
8. Het vertekenen van een standpunt
9. Het bespelen van publiek
Slide 14 - Slide
Drogredenen Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
Vals dilemma
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast
Slide 15 - Quiz
Over welke drogredenen hebben wij het hier?
Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek.
A
ontduiken van bewijslast
B
cirkelredenering
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
verkeerde vergelijking
Slide 16 - Quiz
drogredenen: Je weet niks van gezond leven, want je drinkt zelf ook alcohol.
A
cirkelredenering
B
ontduiken van bewijslast
C
verkeerde vergelijking
D
persoonlijke aanval
Slide 17 - Quiz
Kies de juist drogredenen. Sinds de uitvinding van de rekenmachine kan niemand meer rekenen.
A
persoonlijke aanval
B
bespelen van het publiek
C
vertekenen van het standpunt
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Slide 18 - Quiz
Drogredenen: 'Als je deze tandpasta gebruikt, zul je nooit meer gaatjes hebben.'
A
Verkeerde vergelijking
B
Vals dilemma
C
Overdrijven voor- of nadelen
D
Onjuist beroep oorzaak-gevolg
Slide 19 - Quiz
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie
Slide 20 - Quiz
Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend
Slide 21 - Quiz
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
Nevenschikkend afhankelijk
Slide 22 - Quiz
Onderwerp en hoofdgedachte: Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel
Slide 23 - Quiz
Welke tekstsoort kom je tegen bij alle tekstdoelen?
A
betoog
B
beschouwing
C
column
D
recensie
Slide 24 - Quiz
Tekstsoorten
Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren
Slide 25 - Quiz
De hoofdgedachte is een constatering. Tekstsoort:
A
uiteenzetting
B
beschouwing
C
betoog
Slide 26 - Quiz
Welke tekstsoort weerlegt tegenargumenten?
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting
Slide 27 - Quiz
Tekstsoorten
Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren
Slide 28 - Quiz
Ik kan het onderwerp niet introduceren door...
A
Een of meer vragen te stellen
B
Een mening of standpunt te formuleren
C
Het belang voor het publiek aan te geven
D
Een probleem te schetsen
Slide 29 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
A
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
B
Een school mag een leerling adviseren af te zien van examen
C
Vijf leerlingen meldden zich de afgelopen maand bij het LAKS
D
Om een hoog slagingspercentage te garanderen, weigeren scholen leerlingen met slechte cijfers examen te laten doen.
Slide 30 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichting?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen
Slide 31 - Quiz
Signaalwoord: toen
Tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
Slide 32 - Quiz
Bij welk tekstverbanden horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
reden
Slide 33 - Quiz
Het signaalwoord 'tenzij' hoort bij een .... tekstverband
A
tegenstellend
B
oorzakelijk
C
toegevend
D
voorwaardelijk
Slide 34 - Quiz
Signaalwoord: waarmee
Tekstverband
A
vergelijking
B
doel-middel
C
reden
D
conclusie
Slide 35 - Quiz
Signaalwoord: daarnaast
Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling
Slide 36 - Quiz
Wat is een signaalwoord van een voorwaardelijk tekstverband?
A
echter
B
daarmee
C
namelijk
D
mits
Slide 37 - Quiz
Hoe introduceer je in de inleiding van een betoog het onderwerp van je tekst?
A
Je stelt een vraag.
B
Je formuleert een probleem.
C
Je beschrijft een verschijnsel.
D
Je noemt je standpunt.
Slide 38 - Quiz
Slide 39 - Slide
Agenda
Type vragen doornemen
Samen lezen tekst 4
Donderdag: SO open boek (meenemen: KERN handboek en werkboek)
Slide 40 - Slide
Vragen op basis van vorm
Citeervragen
Meerkeuze-vragen
Open vragen (kort)
Open vragen (uitgebreid)
Schematische vragen
Wat moet je citeren (woorden/
woordgroepen/zinnen/zinsgedeelte)?
" "
Zin = Hoofdletter en een punt.
Nauwkeurig lezen (zonder de antwoorden te bekijken)
Streep weg wat zeker fout is.
Let op: hoeveel antwoorden?
Wat zijn korte open vragen? Noem bij welke alinea deel 2 begint / noem de functie van ...
Let op aantal woorden
Focus op waar je moet zoeken in de tekst
Belangrijke woorden uit de tekst herhalen (geen synoniemen)
Vaak is het samenvatten van argumentatie
Ken je begrippen...
Slide 41 - Slide
Vragen op basis van inhoud
Tekstsoort/doel
Hoofdgedachte/samenvatten
Tekststructuur
Functies van tekstgedeelten
Betekenis van tekst(gedeelte)
Argumentatie
Hoofddoel?
Intenties van de auteur
Belangrijkste boodschap
Voorkeursplaatsen: titel, inleiding en slot
Functies van inleiding/kern en slot?
Signaalwoorden kennen
Tekstverbanden en functiewoorden kennen
Vraag begrijpen, woorden zoeken
Structuur herkennen door signaalwoorden
Drogredenen kennen
Slide 42 - Slide
Ik vind school saai 0 = niet eens / 10 = eens
Slide 43 - Poll
Ik vind school makkelijk 0 = niet eens / 10 = eens