230928 Leesvaardigheid_H4C_theorie

De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
A
eens
B
oneens
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
A
eens
B
oneens

Slide 1 - Quiz

Wat is geen manier om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
de voorgeschiedenis beschrijven
C
beschrijven welke structuur de tekst heeft
D
het belang voor het publiek aangeven

Slide 2 - Quiz

Drogredenen:
Het was veel te onrustig in de klas; daardoor zal ik wel weer een onvoldoende hebben gehaald.
A
Overdrijven van voor- of nadelen
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Bespelen van het publiek
D
Verkeerde vergelijking

Slide 3 - Quiz

Ik vind het gevaarlijk jou alleen te laten beslissen. Kleine kinderen laat je ook niet alleen oversteken.
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Vertekenen van een standpunt
C
Verkeerde vergelijking
D
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 4 - Quiz

Of we laten iedereen die in Europa wil komen toe, of we sluiten onze grenzen voor alle niet-Europeanen.
A
Bespelen van het publiek
B
Onjuist beroep op traditie
C
Ontduiken van de bewijslast
D
Vals dilemma

Slide 5 - Quiz

Logisch dat jij het niet met me eens bent: jij bent ook zo bekrompen in dit soort zaken.
A
Stok achter de deur
B
Vertekenen van een standpunt
C
Ontduiken van de bewijslast
D
Persoonlijke aanval

Slide 6 - Quiz

Dit is een saai boek, want ik vind er niets aan.
A
cirkelredenering
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Onjuist beroep op autoriteit
D
Verkeerde vergelijking

Slide 7 - Quiz

Ik mag thuiskomen wanneer ik wil. Moet ik daar nog een reden voor geven?
A
Cirkelredenering
B
Overhaaste generalisatie
C
Ontduiken van de bewijslast
D
Persoonlijke aanval

Slide 8 - Quiz

In Spanje worden nog steeds stierengevechten gehouden. Zuid-Europeanen hebben geen respect voor dieren.
A
Cirkelredenering
B
Verkeerde vergelijking
C
Onjuist beroep op traditie
D
Overhaaste generalisatie

Slide 9 - Quiz

Zij studeert Nederlands, dus ze zal wel alle dagen met haar neus in de boeken zitten.
A
overhaaste generalisatie
B
verkeerde vergelijking
C
onjuist kenmerk/ eigenschap
D
onjuiste oorzaak-gevolg -relatie/causaliteit

Slide 10 - Quiz

Je moet je boeken meenemen naar de les: je voetbalschoenen neem je toch ook mee naar de voetbaltraining?
A
onjuist kenmerk/ eigenschap
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 11 - Quiz

Als de president van de VS zegt dat het zo gebeurt, gebeurt het zo. Daar is hij president voor.
A
overhaaste generalisatie
B
cirkelredenering
C
ontduiken van de bewijslast
D
persoonlijke aanval

Slide 12 - Quiz

Arjen heeft een vier voor zijn wiskundetoets. Het tentamen is zeker slecht gemaakt.
A
ontduiken van de bewijslast
B
overhaaste generalisatie
C
bespelen van publiek
D
vertekenen van een standpunt

Slide 13 - Quiz

drogredenen:
Je weet niks van gezond leven, want je drinkt zelf ook alcohol.
A
cirkelredenering
B
ontduiken van bewijslast
C
verkeerde vergelijking
D
persoonlijke aanval

Slide 14 - Quiz

Sinds de uitvinding van de rekenmachine kan niemand meer rekenen.
A
persoonlijke aanval
B
bespelen van het publiek
C
vertekenen van het standpunt
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 15 - Quiz

Drogredenen:
'Als je deze tandpasta gebruikt, zul je nooit meer gaatjes hebben.'

A
Verkeerde vergelijking
B
Vals dilemma
C
Overdrijven voor- of nadelen
D
Onjuist beroep oorzaak-gevolg

Slide 16 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quiz

Welke tekstsoort weerlegt tegenargumenten?
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 18 - Quiz

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichting?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen

Slide 20 - Quiz

Wat is een signaalwoord van een voorwaardelijk tekstverband?
A
echter
B
daarmee
C
namelijk
D
mits

Slide 21 - Quiz

Het signaalwoord 'tenzij' hoort bij een .... tekstverband
A
tegenstellend
B
oorzakelijk
C
toegevend
D
voorwaardelijk

Slide 22 - Quiz

Drogredenen
Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
Vals dilemma
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast

Slide 23 - Quiz