Week 7 periode 4

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Agenda
  1. Waar wil je nog een les over...?
  2. Mededelingen: antwoorden tekst 3 in deze LessonUp-les, + NUMO-oefeningen staan klaar voor het SE
  3. Lessonup over signaalwoorden/tekstverbanden
  4. Start examentekst oefenen 
  5. Morgen

Slide 2 - Slide

Alinea's en verbanden
Verbanden tussen alinea's/zinnen/deelzinnen (voorbeeld)

Signaalwoorden als aanwijzing voor de verbanden (zoals)

Functiewoorden benoemen expliciet de functie van een alinea/zin (het voorbeeld is...)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden en tekstverbanden?

Slide 5 - Mind map

Hoeveel signaalwoorden? Winkels moeten gewoon weer dicht op zondag. We hebben immers allemaal onze rust nodig, winkelende mensen net zo goed als winkeliers. Daarnaast is het toch helemaal niet nodig om elke dag te winkelen?

Slide 6 - Open question

Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband 'toelichting'?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen

Slide 8 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zowel...als
C
evenals
D
net als

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
immers
B
dus
C
mits
D
waarmee

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
voorwaardelijk tekstverband

Slide 11 - Quiz

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
voorwaardelijk
D
redengevend

Slide 12 - Quiz

timer
1:00
Hulp?
Hand omhoog bij vragen
Woordenboek
 

Klaar? 
Werken aan je troublespeech
NUMO - taken oefenen 
Opdracht 
Lees de tekst Tijd om digitaal te ontspullen: maak je smartphone eens leeg
Maak zo veel mogelijk vragen. 

Slide 13 - Slide

Morgen
Herhaling en examentekst

Slide 14 - Slide

Agenda
Communicatie herhaling
Argumentatie herhaling
Verder met examentekst

Slide 15 - Slide

Vragen op basis van vorm
Citeervragen
Meerkeuze-
vragen
Open vragen (kort)
Open vragen (uitgebreid)
Schematische vragen
Wat moet je citeren (woorden/
woordgroepen/zinnen)? 

" "

Zin = Hoofdletter en een punt.
Nauwkeurig lezen (zonder de antwoorden te bekijken)

Streep weg wat zeker fout is. 
Wat zijn korte open vragen? Noem bij welke alinea deel 2 begint / noem de functie van ...
Let op aantal woorden

Focus op waar je moet zoeken in de tekst 

Belangrijke woorden uit de tekst herhalen (geen synoniemen) 
Vaak is het samenvatten van argumentatie 

Ken je begrippen...

Slide 16 - Slide

Vragen op basis van inhoud
Tekstsoort/doel
Hoofdgedachte/samenvatten
Tekststructuur
Functies van tekstgedeelten
Betekenis van tekst(gedeelte)
Argumentatie
Hoofddoel? 

Intenties van de auteur
Belangrijkste boodschap

Voorkeursplaatsen: titel, inleiding en slot 

Functies van inleiding/kern en slot? 

Signaalwoorden kennen
Tekstverbanden en functiewoorden kennen 
Vraag begrijpen, woorden zoeken 


Structuur herkennen door signaalwoorden

Drogredenen kennen

Slide 17 - Slide

Communicatie
Voorkeursplaatsen: onderwerp/deelonderwerp/hoofdgedachte? 

Tekstsoorten: feitelijk, waarderend, verhalend 

Tekstverbanden: opsomming, tijd, reden, voorwaarde, inperking, tegenstelling, vergelijking, omschrijving, voorbeeld, verduidelijking, doel, toegeving, conclusie, samenvatting 



Slide 18 - Slide

Argumentatie

Slide 19 - Slide

Argumentatie

Slide 20 - Slide

Soorten argumentatieschema's
1. Kenmerken
2. Vergelijking
3. Causaliteit

Slide 21 - Slide

Kenmerken
- kenmerken
Zij is koopverslaafd, want zij koopt minstens één keer per week nieuwe kleren.
- voorbeelden
Irene is chaotisch. Gisteren had ze haar sportspullen thuis laten liggen, eergisteren was ze haar fietssleutel kwijt en vandaag liet ze haar brood op het aanrecht liggen.
- voor- en nadelen
Je moet stoppen met roken, want sigaretten zijn heel duur. (nadeel)
Laten we nu naar het strand gaan, want daar is het lekker rustig. (voordeel)

Slide 22 - Slide

Vergelijking

Het is niet raar dat ze in Brazilië op grote schaal oerwoud verbranden om landbouwgrond te creëren: in West-Europa hebben wij onszelf toch ook in de loop der jaren moeten ontwikkelen tot we een moderne samenleving zijn geworden?

Slide 23 - Slide

Causaliteit
Oorzaak en gevolg
Er zal zich in de toekomst minder geweld tegen hulpverleners voordoen, want de straffen die opgelegd worden aan overtreders, zijn inmiddels veel zwaarder geworden.

Slide 24 - Slide

Causaliteit
Doel-middelrelatie
Middel = oorzaak
Doel = gevolg
Verschil is:
- bij een doel-middelrelatie wordt het middel bewust ingezet;
- bij een oorzaak-gevolgrelatie leidt het een tot het ander op een natuurlijke wijze.

Slide 25 - Slide

timer
1:00
Hulp?
Hand omhoog bij vragen
Woordenboek
 

Klaar? 
Werken aan je troublespeech
NUMO - taken oefenen
Opdracht 
Lees de tekst Tijd om digitaal te ontspullen: maak je smartphone eens leeg
Maak zo veel mogelijk vragen. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide