§2.6 Samenhang: ontwikkeling en verstedelijking

2.6 Samenhang: ontwikkeling en verstedelijking
1 / 37
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.6 Samenhang: ontwikkeling en verstedelijking

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Tot welke fase van het demografisch transitiemodel behoort Kameroen met een geboortecijfer van 37 promille en sterftecijfer van 12 promille?

timer
0:20
A
de eerste fase
B
begin tweede fase
C
eind tweede fase
D
de derde fase

Slide 10 - Quiz

In Florida is er sprake van .... (1) en in Nigeria van ... (2)
timer
0:15
A
1 = groene druk 2 = grijze
B
1 = grijze 2 = groene

Slide 11 - Quiz

Bij welke fases van het demografisch
transitiemodel horen deze
bevolkingsdiagrammen?
A
piramide 1, klok 2 urn 3
B
piramide 2, klok 3, urn 4/5
C
piramide 4/5, klok 3, urn 2
D
piramide 3, klok 2, urn 1

Slide 12 - Quiz

Schrijf drie redenen op waarom arme landen vaak hoge geboortecijfers hebben

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

            urbanisatie -     suburbanisatie-     re urbanisatie        

Slide 18 - Slide

2 beweringen:
1. Rijke landen hebben meestal een hoge verstedelijkingsgraad
2. In arme landen ligt het verstedelijkingstempo meestal laag
timer
0:30
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist Bewering 2 in onjuist
D
Bewering 1 is onjuist Bewering 2 is juist

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Noteer 3 gevolgen voor een stad als de verdubbelingstijd lager is dan 25 jaar

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide


A

Slide 31 - Quiz

2 beweringen:

1. Rijke landen hebben meestal meer
megasteden dan wereldsteden
2. De meeste megasteden liggen in armere landen
timer
0:30
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist Bewering 2 in onjuist
D
Bewering 1 is onjuist Bewering 2 is juist

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Verklaar waarom de meeste megasteden in de periferie en semi-periferie liggen

Slide 35 - Open question

Welke verschillen zijn er in het proces van verstedelijking tussen rijke en arme landen?

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide