BK / M2 - Schritt 9 - 16 Schritt 10- week 11

BK / M2 - Schritt 10 - week 11
Urlaub
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BK / M2 - Schritt 10 - week 11
Urlaub

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 3 - Slide



  • boek/schrift/pen/op tafel
  • Ipad dicht op tafel
  • kauwgom uit
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Lernziele:

  • je kunt de werkwoorden haben & sein goed vervoegen
  • Je kent de regels van het zwakke werkwoord
  • je kunt een kaart met een wens of groet schrijven

Slide 5 - Slide

Was machen wir heute?

  • hören und sehen
  • Grammatik haben & sein
  • Wortschatz
  • Schreiben

Slide 6 - Slide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 7 - Slide

Grammatik
Het persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

Het zwakke werkwoord

Slide 9 - Slide

Vertaal naar het Duits:
jij
A
du
B
er
C
wir
D
ich

Slide 10 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
ik
A
du
B
er
C
wir
D
ich

Slide 11 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
hij
A
du
B
er
C
wir
D
ich

Slide 12 - Quiz

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 13 - Drag question

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 14 - Drag question

Vervoeg het Duitse regelmatige werkwoord heißen (= heten).                                  
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
Denk aan de stam!
heißen
heißen
heißt
heiße
heißt
heißt

Slide 15 - Drag question

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 16 - Drag question

mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 17 - Drag question

Vertaal naar het Duits:
u
A
sie
B
ihr
C
es
D
Sie

Slide 18 - Quiz

Grammatik
Het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd

Slide 19 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Schritt 10
Mavo Aufgabe 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6
BK Aufgabe 1 - 2- 3 - 4 - 5 - 6
Wie?      alleine im Buch
Hilfe?    keine 
Zeit?      20 Minuten
Fertig?   weiter mit den nächsten Aufgaben






w
timer
20:00

Slide 20 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Hören - Schritt 9
BK Aufgabe 2 - 3 
Mavo Aufgabe 3 - 6
Wie?      selbständig, im Buch
Hilfe?    keine 
Zeit?      10 Minuten
Fertig?   weiter mit den nächsten Aufgaben






w
timer
20:00

Slide 21 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Schreiben
BK Aufgabe 1 -2 -  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 (Seite 77) 
Mavo Aufgabe 1 -2- 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 (Seite 83)
Wie?      alleine im Buch
Hilfe?    keine 
Zeit?      30 Minuten
Fertig?   weiter mit den nächsten Aufgaben






w
timer
30:00

Slide 22 - Slide

3.Stunde

Slide 23 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 24 - Slide



  • boek/schrift/pen/op tafel
  • Ipad dicht op tafel
  • kauwgom uit
timer
1:00

Slide 25 - Slide

Lernziele:

  • je kunt de werkwoorden haben & sein goed vervoegen
  • Je kent de regels van het zwakke werkwoord
  • je kunt een kaart met een wens of groet schrijven

Slide 26 - Slide

Was machen wir heute?

  • hören und sehen
  • Grammatik das schwache Verb
  • Wortschatz
  • Schreiben

Slide 27 - Slide


Aber zuerst.....ein Filmchen!
Freizeitparks in Deutschland




Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Wortschatz

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Zwakke werkwoord in tegenwoordige tijd

Slide 34 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 35 - Drag question

Ich ...... einen Brief (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 36 - Quiz

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 37 - Quiz

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 38 - Quiz

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 39 - Quiz

Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]

Slide 40 - Open question

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Slide 41 - Open question

... du deine Zähne zweimal am Tag?
[putzen]

Slide 42 - Open question

Mit wem . . . du denn die ganze Zeit?
[tanzen]

Slide 43 - Open question

Ik snap de grammatica van de werkwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Lernziele erreicht?
je kunt de werkwoorden haben & sein goed vervoegen
je kent de woorden van de woordenlijst van Kapitel 2
je kunt de woorden van het onderwerp familie toepassen in eenvoudige zinnen in het Duits 

Slide 45 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 46 - Slide