Voorbeeld: Mijn vader heeft vorige week een mooie auto gekocht.
Stap 1 = pv = heeft
Mijn vader/heeft/vorige week een mooie auto gekocht.
Stap 2= Alles voor de pv is 1 zinsdeel.
Mijn vader/heeft/vorige week een mooie auto gekocht.
Stap 3= Zinsdeelproef. (Is 'vorige' wel of niet een zinsdeel)
Vorige/ heeft/ mijn vader/ week een mooie auto gekocht.
Deze zin loopt niet, dus er moet nog wat bij.
Vorige week/ heeft/ mijn vader/ een mooie auto gekocht. (Dat klopt wel = ZD)
Mijn vader/heeft/vorige week/ een mooie auto/ gekocht.
Tip: Meerdere werkwoorden achter elkaar? Dat is één zinsdeel.