H4 Verbanden in een tekst les 2 (14/06)

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je spullen op tafel. 

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 3A, 4, 5 op bladzijde 59)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je spullen op tafel. 

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 3A, 4, 5 op bladzijde 59)

Slide 1 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek 

Slide 2 - Slide

H4 Structuur en verband les 2

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Huiswerk bespreken
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg theorie
  • Oefenen
  • Werken aan de opdracht 

Aan het einde van de les heb je geoefend met het herkennen van de structuur van en de verbanden in een tekst. 

Slide 4 - Slide

Wat weet je al?

Slide 5 - Slide

Wat weet je al?
  • Wat zijn signaalwoorden?
  • Waarom zijn deze belangrijk?
  • Kan je voorbeelden noemen van een verband?
  • Kan je voorbeelden noemen van signaalwoorden?

Slide 6 - Slide

Theorie 

Slide 7 - Slide

De verbanden in een tekst 
Door gebruik te maken van signaalwoorden vormen zinnen een logisch geheel. Er zijn meerdere verbanden waarbij verschillende signaalwoorden horen. 

Signaalwoorden geven je een signaal over het soort verband tussen tekstdelen. 

Slide 8 - Slide

De verbanden in een tekst 
Opsomming:
  • en, ook, bovendien, ten eerste 

Tijd:
  • eerste, nadat, toen, terwijl

Reden, oorzaak, gevolg:
  • omdat, want, zodat, daardoor 

Slide 9 - Slide

De verbanden in een tekst 
Verduidelijking:
  • dit betekent, met name, dit houdt in 

Conclusie:
  • dus, concluderend, dan ook 

Samenvatting:
  • samengevat, kortom 

Slide 10 - Slide

De verbanden in een tekst 
Voorwaarde:
  • als, wanneer, tenzij, mits

Inperking:
  • hoewel, ondanks, natuurlijk ... maar

Tegenstelling:
  • maar, daarentegen, desondanks, echter

Slide 11 - Slide

De verbanden in een tekst 
Vergelijking:
  • evenzeer, evenals, eveneens 

Doel-middel:
  • om te, door middel van, daarmee 

Voorbeeld:
  • denk aan, bijvoorbeeld, zoals 

Slide 12 - Slide

Oefenen

Slide 13 - Slide

Oefenen
Wat? Bedenk een korte tekst waarin een tegenstellend verband, een verduidelijkend verband en een voorwaardelijk verband in voorkomt .
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 3 minuten
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs 
Klaar? Lees de theorie op bladzijde 50 - 53

Slide 14 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 61
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor 21/06/24
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk

Gebruik voor deze opdrachten de theorie op bladzijde 52 - 53 uit je handboek!
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Voor vrijdag 14/06/24 moet opdracht 3A, 4, 5 op bladzijde 59 af zijn.

Theorie: Handboek bladzijde 52-53

Schrijf dit op in je agenda!

Slide 16 - Slide