B Voorbereiding Toets Lezen H5 en 6

Voorbereiding toets
- beantwoord de vragen individueel
- gebruik je boek
- gebruik de onderwerpenlijst
- zet een kruisje voor het onderwerp dat je nog niet beheerst

Succes!
Succes!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorbereiding toets
- beantwoord de vragen individueel
- gebruik je boek
- gebruik de onderwerpenlijst
- zet een kruisje voor het onderwerp dat je nog niet beheerst

Succes!
Succes!

Slide 1 - Slide

De titel van een tekst
H1
A
is gelijk aan het onderwerp van de tekst.
B
vertelt in het kort waar de tekst over gaat.
C
staat onder de tekst.
D
is onbelangrijk.

Slide 2 - Quiz

Deeltitels
H1
A
staan altijd in een lange tekst.
B
Staan boven de tekst.
C
vertellen waar een alinea (tekstgedeelte) over gaat.
D
zijn onbelangrijk.

Slide 3 - Quiz

Het onderwerp van een tekst
H1
A
is gelijk aan de titel.
B
is altijd een mooie zin.
C
is onbelangrijk.
D
vind je door te vragen Waarover gaat de tekst?

Slide 4 - Quiz

onderwerp van een tekst
Je vindt het onderwerp van een tekst door...

... te vragen: 'Waar gaat de tekst over?'

... te kijken naar titel, plaatje, opvallende woorden 
en door de inleiding te lezen

H1
... te vragen: 'Waar gaat de tekst over?'
... te kijken naar titel, plaatje, opvallende woorden.

Slide 5 - Slide

Waaraan herken je een alinea?

Slide 6 - Open question

Een alinea
...begint altijd op een nieuwe regel.

... wordt soms gescheiden door een witregel.

... springt soms een stukje in.


H1

Slide 7 - Slide

De inleiding van een tekst
H2
A
is gelijk aan het onderwerp
B
hoef je niet te lezen.
C
is niet te onderscheiden van de rest van de tekst.
D
is het begin van een tekst.

Slide 8 - Quiz

De kern van een tekst
H2
A
geeft informatie over het onderwerp van de tekst.
B
bestaat altijd uit één alinea.
C
bestaat altijd uit meer dan drie alinea's.
D
sluit de tekst af.

Slide 9 - Quiz

Het slot van een tekst
H2
A
is meestal niet belangrijk.
B
bestaat meestal uit één alinea.
C
hoef je meestal niet te lezen.
D
is meestal afwezig.

Slide 10 - Quiz

tekstdoel
informatie geven over een bepaald onderwerp

  •  nieuwsbericht
  • tekst uit schoolboek
  • handleiding

informeren
H3

Slide 11 - Slide

tekstdoel
de lezer iets laten doen

  • reclame om sportschoenen te kopen
  • uitnodiging voor een feest
activeren
H4

Slide 12 - Slide

tekstdoel
de lezer vermaken
  • leesboek
  • strip
amuseren
H4

Slide 13 - Slide

verkennend lezen gebruik je
H2
A
als je de tekst wilt onthouden.
B
als je het onderwerp van de tekst wilt voorspellen.
C
als je de tekst wilt begrijpen.
D
kun je gerust overslaan.

Slide 14 - Quiz

nauwkeurig lezen gebruik je
H3
A
als je de tekst wilt onthouden.
B
als je het onderwerp van de tekst wilt voorspellen.
C
als je de tekst wilt begrijpen.
D
kun je gerust overslaan.

Slide 15 - Quiz

zoekend lezen gebruik je
H4
A
als je de tekst wilt onthouden.
B
als je snel een antwoord wilt weten op een vraag.
C
als je iets kwijt bent.
D
als je even niets te doen hebt.

Slide 16 - Quiz

Wat is een kernzin?

Slide 17 - Open question

Een kernzin...
... is de belangrijkste zin van een alinea.

... vertelt waar de alinea over gaat.

... springen soms een beetje in.


H3

Slide 18 - Slide

Wat doe je als je wilt weten waar een verwijswoord naar verwijst?
H3

Slide 19 - Open question

Samira hoeft vandaag niet naar school. Ze vindt dat helemaal niet erg. Waarnaar verwijst 'Ze'
A
Samira
B
vandaag
C
de school
D
niet erg

Slide 20 - Quiz

Het voetpad achter de school slingert. Waarom, dat weet niemand.
Waarnaar verwijst 'dat'?
A
waarom het voetpad achter de school ligt
B
een voetpad
C
waarom het voetpad slingert
D
het slingert

Slide 21 - Quiz

Wat geeft de belangrijke informatie over het onderwerp van een tekst?
H3
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 22 - Quiz

Wat geeft de minder belangrijke informatie over het onderwerp van een tekst?
H3
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 23 - Quiz

Noem de signaalwoorden van opsomming
H4

Slide 24 - Open question

Hoe weet je dat iets een feit is?
(2)
H5

Slide 25 - Open question

Hoe weet je dat iets een mening is?
(2)
H5

Slide 26 - Open question

Noem de signaalwoorden van tegenstelling
H5

Slide 27 - Open question

signaalwoorden
opsomming: 
als eerste, daarna, bovendien, daarnaast, 
vervolgens, ook, tot slot

tegenstelling: 
maar, daarentegen, echter, 
toch, integendeel

tegenstelling
opsomming
H4
H5

Slide 28 - Slide

welke voorbeelden ken je van informerende teksten?
H4

Slide 29 - Open question

welke voorbeelden ken je van activerende teksten?
H5

Slide 30 - Open question