Herhalen lezen H1 t/m H4

Lezen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen

Slide 1 - Slide

Basiskennis brugklas
- Onderwerp vaststellen
- Tekstdoel - tekstsoort
- Inleiding, middenstuk en slot
- Hoofdgedachte tekst verwoorden
- Tekstverbanden chronologisch, opsommend, tegenstellend en toelichtend

Slide 2 - Slide

Onderwerp van een tekst
Je leest oriënterend:
- De titel
- De eerste alinea
- Afbeeldingen
- Tussenkopjes
- Anders gedrukte woorden
- Bron / actueel of niet?
Het onderwerp bestaat uit 1 of enkele woorden!

Geen hele zinnen

Zo kort mogelijk

Slide 3 - Slide

Wat zijn de (4) tekstdoelen?
Steek je hand op in de meet als je dat weet

Slide 4 - Slide

Tekstdoelen en -soorten
Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt
nieuwsbericht, instructie, studieboek
amuseren
De schrijver wil dat je je vermaakt
sommige columns, strip, roman, rap, mop
overtuigen
De schrijver wil dat je zijn mening overneemt
recensie, betoog, sommige columns, ingezonden brief
activeren
De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen
reclame, campagne, uitnodiging, flyer, affiche

Slide 5 - Slide

Inleiding
- Bestaat meestal uit 1 alinea, soms 2 of 3.
- Onderwerp wordt geïntroduceerd.
- Nieuwsgierig maken.
Middenstuk
- Bestaat meestal uit meerdere alinea's.
- Deelonderwerpen worden toegelicht.
- Let op signaalwoorden/verbanden.

Slot
- Bestaat meestal uit 1 alinea.
- Afronden tekst met conclusie/samenvatting.

Slide 6 - Slide

Zoek antwoord op deze vragen bij H1
H1 p12: Het onderwerp van een tekst
1. Wat zijn hoofdzaken en bijzaken in een tekst?
2. Wat zijn voorkeursplaatsen voor hoofdzaken?
3. Wat is een kernzin van een alinea? Is die er altijd?
4. Hoe kun je een tekst onthouden?
5. Wat is een schema en wat is een samenvatting?
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Wat zijn meestal bijzaken in een tekst?
A
kernzinnen
B
signaalwoorden
C
voorbeelden
D
de conclusie

Slide 8 - Quiz

Elke alinea heeft een kernzin
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

De hoofdzaak van een alinea staat vaak
A
in de eerste of laatste zin
B
in een voorbeeld
C
in het midden van de alinea
D
in een uitleg

Slide 10 - Quiz

H2 en H3 Tekstverbanden en signaalwoorden


Je moet er 10 kennen!

Schema in Classroom is huiswerk voor de volgende les

Slide 11 - Slide

chronologisch: vroeger, later, eerst, nadat
opsommend; en, verder, ook nog
tegenstellend: maar, echter, hoewel
toelichtend: bijvoorbeeld, zoals
h2: concluderend: dus, kortom
h2: redengevend: omdat, want, dankzij
h2: oorzakelijk: daardoor, dankzij
h3: doel-middel: opdat, zodat, om te...
h3: vergelijkend: evenals, groter 
h3: samenvattend: kortom, al met al

Slide 12 - Slide

Hoofdstuk 4 lezen
Feiten kun je controleren (is het waar of niet). Je kunt het dus tellen, onderzoeken, bekijken etc.
Een mening of standpunt is wat iemand vindt. Vaak staat ervoor: Ik vind, volgens mij, naar mijn mening...
Argumenten: onderbouwing, uitleg waarom je een standpunt hebt.

Slide 13 - Slide

Het Minkema College heeft twee locaties.
A
waar feit
B
onwaar feit

Slide 14 - Quiz

De broodjes in de kantine zijn heerlijk!
A
waar feit
B
onwaar feit
C
mening/standpunt
D
argument

Slide 15 - Quiz

Ik zeg altijd:
De Tikkie
Het Tikkie

Slide 16 - Poll

Werken in groepjes
Tekst "Tikkie" met vragen in classroom. 
Link naar de meets in de chat, groepjes gemaakt op basis van jullie input, zie in de meet (groepjes van 4/5)
Ik kom langs in de groepjes
Elk groepje levert 1 antwoordblad in via classroom
Na afloop bespreken we de resultaten in de les

Slide 17 - Slide