1. Er zijn zo veel kinderen die niet eens weet wat er gebeurt.
2. Ben niet geslaagd. Is niet leuk.
3. Luid applaudisserend werd de zangeres bedankt voor het
mooie concert.
4. Het meisje werd huilend wakker. Want ze had akelig gedroomd.
5. Veel bezoekers vallen altijd flauw.